Tegenstelling:De lessen zijn vooral interessant voor jongens, hoewel er ook meisjes waren.
signaalwoorden tegenstelling:
tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant.
Opsomming: Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.
signaalwoorden opsomming:
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en