Kennisquiz: Bloed, Afweer en Gaswisseling

Kennisquiz:
25 vragen over 
Bloed, Afweer, Huid en Gaswisseling
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kennisquiz:
25 vragen over 
Bloed, Afweer, Huid en Gaswisseling

Slide 1 - Slide

Hart -> Longen -> Hart hoort bij de:
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 2 - Quiz

Gaan aderen naar het hart toe of van het hart af?
A
Naar het hart toe
B
Van het hart af

Slide 3 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de aorta
B
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de longader
C
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de holle ader
D
Zuurstofrijk bloed komt binnen via de longslagader

Slide 4 - Quiz

Bij een hartinfarct:
A
Klopt het hart onregelmatig
B
Krijgt een deel van het hart geen zuurstof meer
C
Klopt het hart sneller dan normaal
D
Ontstaan vernauwingen van de aders rond het hart

Slide 5 - Quiz

Koppel oorzaak met gevolg:
Missen van voedingstoffen.

Cholesterol maakt bloedvaten verstopt en zorgt voor slagaderverkalking.

Veel reservestoffen zorgen voor overgewicht.

Te eenzijdig eten

Te veel verzadigd vet eten

Te veel koolhydraten en vetten eten

Slide 6 - Drag question

Wat is weefselvloeistof?
A
Vocht in de lymfevaten
B
Vocht tussen de cellen van organen
C
Vocht waar ziekteverwekkers onschadelijk gemaakt worden

Slide 7 - Quiz

Hoe ontstaat weefselvloeistof?
A
Wordt aangemaakt door het lichaam
B
Ontstaat uit verteringsappen
C
Doordat er vocht uit haarvaten wordt geperst
D
Doordat lymfe naar de weefsels toe stroomt

Slide 8 - Quiz

Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
rode bloedcellen
B
afvalstoffen
C
witte bloedcellen
D
zuurstof

Slide 9 - Quiz

Wat is de functie van de lymfeknopen (lymfeklieren)?
A
Halen voedingsstoffen uit lymfe
B
Zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers
C
Halen koolstofdioxide uit lymfe
D
Maken witte bloedcellen aan

Slide 10 - Quiz

Antistof
Witte bloedcel
Antigenen
Ziekteverwekker

Slide 11 - Drag question

Natuurlijke immuniteit
Kunstmatige immuniteit
Ziekte doormaken
Injectie met verzwakte/dode (delen van een) ziekteverwekker
Productie van antistoffen
Witte bloedcellen onthouden de geproduceerde antistof

Slide 12 - Drag question

Vaccinatie is ...
A
Natuurlijke, actieve immunisatie
B
Natuurlijke, passieve immunisatie
C
Kunstmatige, actieve immunisatie
D
Kunstmatige, passieve immunisatie

Slide 13 - Quiz

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep B?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 14 - Quiz

Jessica heeft bloedgroep B, dat betekent dat ze                                          op haar rode bloedcellen heeft.
Haar lichaam maakt antistoffen tegen de antigenen die ze           heeft.
Ze maakt dus antistoffen tegen antigeen        , dat is                        .
antigeen B
niet
wel
antigeen A
A
B
anti-B
anti-A

Slide 15 - Drag question

Van welke bloedgroepen kan iemand met bloedgroep A bloed ontvangen?
A
Alleen bloedgroep A
B
Bloedgroep A en AB
C
Alleen bloedgroep 0
D
Bloedgroep A en 0

Slide 16 - Quiz

De afbeelding gaat over de mens. Je ziet hoe stoffen worden uitgewisseld tussen uitwendig milieu, inwendig milieu en de opslag in organen.

4 processen in het menselijk lichaam zijn.





Sleep de processen naar het juiste nummer in de afbeelding
reserves aanvullen
reserves opnemen
uitscheiden
voedsel opnemen

Slide 17 - Drag question

Uitscheiden is één van de levenskenmerken, wat hoort NIET bij uitscheiden?
A
Poepen
B
Plassen
C
Uitademen
D
Zweten

Slide 18 - Quiz

Porie
Haar
Hoornlaag
Kiemlaag
Talgklier
Haarspier
Haarzakje
Bloedvaatje
Opperhuid
Lederhuid
Onderhuids-bindweefsel
Zweetklier
Vet

Slide 19 - Drag question

Welke vijf zintuigen liggen in de huid?

Slide 20 - Open question

Welke laag bevat pigment?

Waar beschermt pigment tegen?
A
Hoornlaag Bescherming tegen ziektes
B
Kiemlaag Bescherming tegen ziektes
C
Hoornlaag Bescherming tegen UV
D
Kiemlaag Bescherming tegen UV

Slide 21 - Quiz

Een docent vraagt leerlingen een eigenschap van de luchtpijp te noemen.
Romee antwoordt: ‘De luchtpijp vertakt zich in bronchiën.’
Sam antwoordt: ‘De luchtpijp ligt tussen de wervelkolom en de slokdarm.’
Zlatan antwoordt: ‘De luchtpijp kan afgesloten worden door de huig.’

Welke leerling(en) heeft/hebben het goed?

A
Alleen Romee
B
Alleen Sam
C
Alleen Zlatan
D
Alleen Romee en Sam

Slide 22 - Quiz

In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats.
Gaswisseling is....
A
Koolstofdioxide in je bloed en zuurstof eruit
B
De verbranding van zuurstof en het ontstaan van koolstofdioxide
C
Het wisselen van rode en witte bloedcellen
D
Zuurstof in je bloed en koolstofdioxide uit je bloed

Slide 23 - Quiz

Gaswisseling is het wisselen van koolstofdioxide en zuurstof.
Waardoor gaat de gaswisseling in de longen snel?
A
Groot oppervlak van de longblaasjes
B
Dunne wand van de longblaasjes
C
Groot oppervlak van de longblaasjes en een dunne wand longblaasjes
D
Dunnen wand longblaasjes en snel in en uit ademen

Slide 24 - Quiz

Bij welke aandoening zijn spiertjes samengetrokken in de luchtwegen tijdens een aanval?
A
Astma
B
COPD
C
Hooikoorts
D
Allergie

Slide 25 - Quiz

Haaien halen adem met kieuwen. Water stroomt de bek in en langs de kieuwen er weer uit (zie de afbeelding). De letters P en Q geven twee plaatsen aan waar het
water langs stroomt.
--> Op welke plaats bevat het water meer koolstofdioxide, bij P of bij Q? Leg je antwoord uit.


Slide 26 - Open question