1 E 18 november 2022 spelling en samenlezen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vorige les en komende lessen
Zoals het de laatste weken ging kan het niet.
Vorige les: jullie willen dat de les leuker wordt met bijvoorbeeld 
Kahoots. Leerlingen belonen die zich aan de regels houden.
Komende lessen zal ik meer variatie in de les brengen.
Jullie houden je aan de regels zodat een 'leuke' les ook door kan gaan. Zo niet, dan nablijven!
We moeten het vaste programma afhandelen.

Slide 2 - Slide

Afspraken in de les
- Tijdens de les zijn we bezig met de les. Andere dingen doe je buiten de les
- Als de leraar praat  zijn de leerlingen stil.
- Vinger opsteken en wachten tot je  de beurt krijgt 
- Blijf van andermans spullen af en laat alle spullen heel.
- Eten, drinken (behalve water), toiletbezoek buiten de les. Geen kauwgom!
- Telefoon alleen met toestemming tijdens de les.
- Blijven zitten tot de leraar zegt dat je de klas mag verlaten.
- Je schoolspullen bij je hebben in de les
- Doen wat de leraar zegt.

Slide 3 - Slide

Wat gaan we deze les doen? 
- Afspraken over orde.
- Samen lezen in Verdacht.
- De woorden van de week.
- We gaan verder met spelling. 
- Kahoot.
- Maandag inhalen en herkansen proefwerk grammatica.

Slide 4 - Slide

Samen lezen: om de beurt hardop

Slide 5 - Slide

Woorden van de week
Iedere week worden voor de hele school twee woorden gekozen.
Deze week: afname en beschrijven
Waar kun je die woorden zien?

Slide 6 - Slide

Oefening met woorden van de week
Je mag je telefoon gebruiken voor deze oefening
Wie wat een woordspin is?


Slide 7 - Slide

Voorbeeld van een woordspin

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Spelling
In deze les leer je:
1. hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
2. hoe je de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd spelt;


Slide 10 - Slide

De stam  van het ww
De stam is het hele werkwoord zonder -en.

Bijvoorbeeld:
De stam van het werkwoord brengen is breng.
De stam van het werkwoord bakken is bakk.
Voor de ik-vorm verandert de stam van sommige werkwoorden.

Slide 11 - Slide

De ik-vorm van het werkwoord
Voor de ik-vorm verandert de stam van sommige werkwoorden:
  • letter erbij: koken - kok, ik kook.
  • letter eraf: bakken - bakk, ik bak.
  • v wordt f: graven - grav, ik graaf.
  • z wordt s: wijzen - wijz, ik wijs.
Bij sommige werkwoorden is de stam hetzelfde als de ik-vorm.
Brengen, breng, ik breng. Komen, kom, ik kom. 

Slide 12 - Slide

dt of t?
Als de ik-vorm op -d eindigt dan schrijf je:
ik vind
jij vindt
hij vindt 
wij vinden
Als de ik-vorm eindigt op -t dan schrijf je:
ik zit, jij zit, hij zit, wij zitten.

Slide 13 - Slide

Oefenen

Slide 14 - Slide

De volgende les
- Gaan jullie zelf de oefeningen nakijken.
- Gaan we verder in het samenleesboek. 
- Gaan jullie een oefenen met de woorden van de week.


Slide 15 - Slide

Zinsdeel
Een zin bestaat uit zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit twee of meer woorden.


Eén zinsdeel ken je al ;-): het werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Slide

Stappenplan zinsdeelstrepen
1. Zet een streep onder de pv.
Bijvoorbeeld: Wij leren grammatica vandaag.
2. Zet de pv tussen zinsdeelstrepen.
Bijvoorbeeld: Wij | leren | grammatica vandaag.
3. Verander de woordvolgorde van de zin. Alles wat vóór de pv staat is weer een zinsdeel.
Bijvoorbeeld: Grammatica | leren wij vandaag. 
4. Ga door tot je alle zinsdelen hebt gevonden.
Bijvoorbeeld: Vandaag | leren | wij | grammatica.

Slide 17 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.

De persoonsvorm (pv)en de andere werkwoorden in een zin vormen het werkwoordelijk gezegde (wg)

WG = PV + andere werkwoorden in de zin. 
Als er maar een werkwoord in de zin staat is dit PV én WG.

Slide 18 - Slide

Huiswerk nakijken
Oefening 7 nog afmaken.
Oefening 1  op bladzijde 109 en oefening 3 op bladzijde 110.
Oefening 9  en  oefening 11 op bladzijde 113.






Slide 19 - Slide

De volgende les
Deze les heb je geoefend met het zetten van zinsdeelstrepen  in een zin.
Huiswerk
Lees alle leerteksten (groene blokken) uit hoofdstuk 1 en 2 van grammatica. Als je nog vragen hebt, schrijf die op en neem ze mee naar de les. 
Woensdag proefwerk grammatica.

Slide 20 - Slide

Fijne dag!
Tot vrijdag.

Slide 21 - Slide

Persoonsvorm
Elke zin heeft een persoonsvorm.
De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord.
Een werkwoord is een woord dat een handeling, situatie of gebeurtenis uitdrukt. Bijvoorbeeld: bellen, struikelen, zijn, sneeuwen.
De pv geeft aan wat er in een zin gebeurt.
Aan de pv kun je zien of de zin over vroeger of nu gaat. 

Slide 22 - Slide

Tijdproef persoonsvorm
De persoonsvorm kun je vinden met de tijdproef pv.
Zet de zin in een andere tijd: van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd of andersom.
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. 

Ik heb vakantie.
Ik had vakantie.

Slide 23 - Slide

De pv herkennen in een zin.
- Het is bijna altijd één woord.
- Het is een vorm van een werkwoord.
- De pv staat in het enkelvoud (speel) of meervoud (spelen).
- De pv staat in de tegenwoordige tijd (speel) of in de verleden tijd (speelde)

Slide 24 - Slide

Dictee
- Schrijf je naam op je blaadje.
- Ik lees één keer de hele zin voor.
- Daarna lees ik de zin in stukjes voor. 
- Daarna lees ik de zin nog een keer helemaal voor.
- Als iedereen klaar is mag je zelf het dictee nakijken op het digibord.


Slide 25 - Slide

Dictee nakijken
1. Vandaag hebben alle leerlingen hun leerboek bij zich.
2. Bram en Aisha gingen met de auto naar huis.
3. Giovanca en Frederik fietsten naar school.
4. De leerlingen van deze klas gingen begin dit schooljaar op kamp.
5. Heette de plaats waar het kamp was Woudenberg?  
7. Niemand heeft zin in de herfstvakantie.

Slide 26 - Slide