WW spelling - verleden tijd + voltooide tijd

Werkwoordspelling verleden tijd
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling verleden tijd

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Uitleg werkwoorden verleden tijd
  • Oefenen
  • Maken taalverzorging 2.2 (pv verleden tijd)

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm in de v.t.
Sterke en zwakke werkwoorden

Wat is het verschil?

Slide 3 - Slide

Sterke werkwoorden
Hebben de kracht om te veranderen

kopen 
ik koop - ik kocht - ik heb gekocht


Slide 4 - Slide

Zwakke werkwoorden
De klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

rennen 
ik ren - ik rende - ik heb gerend


Slide 5 - Slide

Regels zwakke werkwoorden
Enkelvoud: stam + te / stam + de

Meervoud: stam + ten / stam + den

Hij rende weg / zij renden weg


Twijfel je of een woord te of de is? Gebruik het 't xtc koffieshopje! 


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Steffen ..... (bieden) haar geen kans
A
biedde
B
bood

Slide 9 - Quiz

De kalkoenfilets (snijden) hij eerst in lapjes
A
snijde
B
snijdde
C
sneed

Slide 10 - Quiz

De leerling-kok
.... het vlees aan beide kanten goudbruin.
A
braadde
B
brade

Slide 11 - Quiz

Het huis ..... (grenzen) aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 12 - Quiz

Herman en zijn vriendin ...(reizen) vorig jaar naar Indonesië.
A
reisden
B
reisde
C
reisten
D
reiste

Slide 13 - Quiz

De geërgerde werknemers
(bonzen) boos op de deur.
A
bonsde
B
bonsden
C
bonzde
D
bonzden

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
Maak de opdrachten van paragraaf 2.2

Gemiddeld 80%? Dan hoef je de extra opdrachten niet te maken

Slide 15 - Slide

Werkwoordspelling voltooid deelwoord

Slide 16 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 17 - Slide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets eerder is geweest of gebeurd. De persoonsvorm in een zin met een voltooid deelwoord is vaak een vorm van hebben, zijn of worden.
Ik heb vanmorgen gezwommen.

Vaak begint een voltooid deelwoord met ‘ge-’, maar dat geldt zeker niet voor alle werkwoorden:
  • Ze heeft gisteren een leuk verhaal verteld.
  • Ze had het verhaal zelf bedacht.


Slide 18 - Slide

Voltooid deelwoord

Slide 19 - Slide

Voltooid deelwoord

Slide 20 - Slide

Voltooid deelwoord

Slide 21 - Slide

Wat is het tegenwoordig deelwoord?

Slide 22 - Slide

Wat is het tegenwoordig deelwoord?

Slide 23 - Slide

Wat is een bijvoeglijk gebruikt deelwoord?

Slide 24 - Slide

Wat is het tegenwoordig deelwoord?

Slide 25 - Slide

De verkeersregelaar heeft .... (zuchten) de hekken aan de kant gezet.
A
gezucht
B
zuchtend
C
zuchtent
D
zucht

Slide 26 - Quiz

Hij maakt de ... (verroesten) delen schoon.
A
verroestte
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestten

Slide 27 - Quiz

Ik heb het theorie-examen .... (halen)
A
gehaalt
B
gehalen
C
gehaald

Slide 28 - Quiz

Het ... (besteden) bedrag
A
besteedde
B
bestede
C
besteden
D
besteedden

Slide 29 - Quiz

Aan de slag
  1. Maak Taalverzorging 2.3
  2. Klaar? Controleer of je de voorgaande paragrafen afgerond hebt. 

Niet gemiddeld 80%? Dan maak je ook de extra opdrachten.

Slide 30 - Slide