This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
STILLEZEN
Telefoon in de telefoontas (UIT)
iPad in je tas!
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Talent
1.2 Lezen
Slide 2 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoel:
herhaling tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
Je weet wat een uiteenzetting is
je weet wat tekststructuren zijn en je kan ze herkennen in een tekst.
Opbouw van een alinea: de kernzin
-
Slide 3 - Slide
herhaling van klas 2
Slide 4 - Slide
Terugblik
- Hoe vind je het onderwerp van de tekst?
- Hoe formuleer je het onderwerp van de tekst?
- Wat is de hoofgedachte van een tekst?
- Hoe vind je die?
- Hoe formuleer je die?
- Wat is een kernzin?
- Waar staat deze meestal?
Slide 5 - Slide
tekstverband
Slide 6 - Mind map
achterin het boek!
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel.
Amuseren
Informeren
overtuigen
Activeren
Reclamefolder
Stripverhaal
oproep lid te worden
Handleiding
nieuwsbericht
Recept
klachtenbrief
poster
roman
ingezonden brief
Verslag
essay
Slide 9 - Drag question
Tekstsoort en tekstvorm
Slide 10 - Slide
Tekstsoort:
Tekstvorm
Lezen H1
Slide 11 - Slide
Tekstsoort:
Informatieve tekst, amuserende tekst, activerende tekst, betogende tekst
Tekstvorm:
Lezen H1 en 2
Slide 12 - Slide
Tekstsoort: Tekstvorm:
Informatieve tekst Uiteenzetting
In een tekst wordt uitgelegd hoe de nieuwe verkiezingen in Engeland tot stand gekomen zijn.
- De schrijver geeft zijn mening niet! (wel kunnen standpunten van anderen weergegeven worden)
Lezen H1 - uiteenzetting
Slide 13 - Slide
https:
Slide 14 - Link
Waarom is het belangrijk om te weten wat voor tekst je voor je neus hebt?
Lezen H1
Slide 15 - Slide
Waarom is het belangrijk om te weten wat voor tekst je voor je neus hebt?
- Dan weet je op welke manier je moet lezen.
Lezen H1
Slide 16 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
verklaring van een verschijnsel
antwoord op een feitelijke vraag
oorzaken en gevolgen van een probleem
uitleg geven over de inhoud en de resultaten onderzoek
ontwikkeling of verandering van een verschijnsel
Slide 17 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
verklaring van een verschijnsel
het broeikaseffect
zwaartekracht
zonsverduistering
betalingsachterstand
arbeidsmigratie
Slide 18 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
verklaring van een verschijnsel
Welk verschijnsel wordt behandeld? Welke verklaring(en) geeft de schrijver voor het verschijnsel?
Slide 19 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
antwoord op een feitelijke vraag
Kun je niezen als je slaapt?
Waarom is de aarde rond en niet plat?
Hoeveel toeristen bezoeken Nederland?
Steekt een struisvogel bij gevaar echt zijn kop in het zand?
Hoe diep kan een walvis duiken?
Slide 20 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
antwoord op een feitelijke vraag
Wat is de vraag die moet worden beantwoord?
Wat is het antwoord van de schrijver op de vraag?
Slide 21 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
oorzaken en gevolgen van een probleem
Schooluitval
vluchtelingenprobleem
drugsgebruik bij jongeren
discrimininatie op de arbeidsmarkt
pesten
Slide 22 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
oorzaken en gevolgen van een probleem
Wat is het probleem dat wordt behandeld?
Wat zijn de oorzaken en wat zijn de gevolgen?
Slide 23 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
uitleg geven over de inhoud en de resultaten onderzoek
De invloed van tweetaligheid op de ontwikkeling kleuters
koopverslaving
gezond leven
griepvirussen
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
uitleg geven over de inhoud en de resultaten onderzoek
Wat is het onderwerp van het onderzoek?
Hoe is het onderzoek uitgevoerd?
Wat zijn de resultaten?
Slide 26 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
ontwikkeling of verandering van een verschijnsel
vroeger/nu/toekomst
geld
vervoer
onderwijs
steden
Slide 27 - Slide
Vaste structuur
uiteenzetting
ontwikkeling of verandering van een verschijnsel
vroeger/nu/toekomst
Welk verschijnsel wordt behandeld?
Hoe was het vroeger?
Hoe is het nu?
Wat is de toekomst?
Slide 28 - Slide
Opbouw van een alinea
In een goed opgebouwde alinea staat bijna altijd een
KERNZIN
Slide 29 - Slide
Kernzin
onderwerp van de alinea
of
belangrijkste informatie
DE REST IS DE UITWERKING VAN DE KERNZIN!
Slide 30 - Slide
Opbouw van een alinea
Lees nu de theorie in je boek en maak aantekeningen
Slide 31 - Slide
Kernzin in een alinea
Slide 32 - Slide
Tekst 2 Kernzin is
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 33 - Quiz
Kernzin in een alinea
Slide 34 - Slide
Tekst 3 Kernzin is
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 35 - Quiz
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de derde zin
D
de laatste zin
Slide 36 - Quiz
“De opwarming van de aarde heeft ten eerste een slechte invloed op de natuur. Dier- en plantensoorten sterven bijvoorbeeld uit. Bovendien is het ook slecht voor de gezondheid van de mens, nu de lucht steeds smeriger wordt. Daarom vind ik dat de overheid snel actie moet ondernemen.”
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 37 - Quiz
ZWARTE BLADZIJDE Hoe bepaal je als museum het woordgebruik als de con- text van de woorden en het maatschappelijk bewustzijn erover steeds veranderen? “Uiteindelijk gaat het niet zozeer om de woorden zelf, maar om de gesprekken en reflectie eromheen”, zegt Vera Carasso, directeur muse- ale zaken van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. De gids Woorden doen ertoe ligt ook bij hen op tafel. “Het is heel belangrijk dat dit nu op papier staat. Maar uitein- delijk gaat het om afwegingen in de praktijk. Dat is een voortdurende discussie, die bij ons al langer gaande is. Sommige woorden die tien jaar geleden in orde waren, kunnen nu niet meer. En ongetwijfeld gebruiken we nu weer woorden die over tien jaar niet meer kunnen, hoe bewust we er ook mee bezig zijn.”
Slide 38 - Slide
Tekst 4 Kernzin is
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 39 - Quiz
ZWARTE BLADZIJDE Hoe bepaal je als museum het woordgebruik als de con- text van de woorden en het maatschappelijk bewustzijn erover steeds veranderen? “Uiteindelijk gaat het niet zozeer om de woorden zelf, maar om de gesprekken en reflectie eromheen”, zegt Vera Carasso, directeur muse- ale zaken van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. De gids Woorden doen ertoe ligt ook bij hen op tafel. “Het is heel belangrijk dat dit nu op papier staat. Maar uitein- delijk gaat het om afwegingen in de praktijk. Dat is een voortdurende discussie, die bij ons al langer gaande is. Sommige woorden die tien jaar geleden in orde waren, kunnen nu niet meer. En ongetwijfeld gebruiken we nu weer woorden die over tien jaar niet meer kunnen, hoe bewust we er ook mee bezig zijn.”
Slide 40 - Slide
Wat hebben we vandaag gedaan?
Leerdoel:
herhaling tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
Je weet wat een uiteenzetting is
je weet wat tekststructuren zijn en je kan ze herkennen in een tekst.
Opbouw van een alinea: de kernzin
-
Slide 41 - Slide
Ik weet nu wat tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm is.
A
ja
B
nee
Slide 42 - Quiz
Je weet wat een uiteenzetting is
A
ja
B
nee
Slide 43 - Quiz
je weet wat tekststructuren zijn en je kan ze herkennen in een tekst.
A
ja
B
nee
Slide 44 - Quiz
je weet hoe je een kernzin in een alinea kunt vinden.