This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Gesprek voeren
Telefoongesprek
Slide 1 - Slide
Telefoneren
Slide 2 - Mind map
Wat wil je leren over telefoneren?
Slide 3 - Open question
Doel
Je kan een gesprek voeren
Je kan informatie uitwisselen en je persoonlijke mening geven
Je kan informatie vragen en geven
Je kan informatie verzamelen door middel van een vraaggesprek
Je neemt beurten in een gesprek en zorgt voor samenhang
Je kan je doel duidelijk maken
Je past je taalgebruik aan, aan je publiek
Je spreekt vloeiend, verstaanbaar en je zinnen kloppen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Zakelijk telefoongesprek
Taalgebruik is formeel
Kan met klant, leidinggevende of collega zijn, maar ook met gemeente of energiemaatschappij of belasting.
Kent een vast verloop
Luister extra goed in een telefoongesprek, omdat je het zonder non-verbale communicatie moet doen.
Slide 6 - Slide
Opdracht
Wat zeg jij als je iemand belt?
Hoe sluit je het gesprek af?
timer
2:00
Slide 7 - Slide
Vooraf
Stemgebruik
Let op: Je tempo, volume en intonatie
Woordkeus aan de telefoon:
Correct Nederlands
Spreek in de tegenwoordige tijd.
Gebruik geen verkleinwoorden.
Wees behulpzaam.
Slide 8 - Slide
Overige voorbeeld zinnen
‘Hebt u een ogenblik?’
‘Ik zal het even navragen.’
‘Hebt u verder nog vragen? Kan ik verder nog iets voor u
doen?’
Slide 9 - Slide
Voorbeeld zinnen start:
'Goedemorgen/Goedemiddag, u spreekt met ...’
‘Komt het gelegen dat ik u even bel?’
‘Ik hoop dat u mij meer kunt vertellen over ...’
Slide 10 - Slide
Voorbeeld zinnen afsluiting
Bij de afsluiting van het gesprek gebruik je bijvoorbeeld de volgende zinnen:
‘Hartelijk dank voor het gesprek.’
‘Bedankt voor de informatie.’
‘Nog een prettige dag verder.’
Slide 11 - Slide
Tips
Luister goed
Bereid het gesprek voor
Zorg dat je alle gegevens bij de hand hebt
Zorg voor pen en papier
Slide 12 - Slide
De telefoon gaat. Je neemt op. Wat zeg je als eerste?
A
Niks, ik wacht tot de ander iets zegt.
B
Ik zeg "Hallo".
C
Ik zeg "hallo" tegen de ander en ik zeg mijn naam.
D
Ik vraag waarom de ander belt
Slide 13 - Quiz
Waar of niet waar? Je hoeft niet te zeggen waarom je belt als de ander heeft opgenomen.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Als ik iemand bel, wie bepaalt dan waar we over praten?
A
Ik bepaal, want ik heb gebeld.
B
Ik wacht tot de ander begint te vertellen.
Slide 15 - Quiz
Wie praat er tijdens het gesprek?
A
Alleen ik
B
Alleen de ander
C
We praten allebei tegelijk
D
We praten om de beurt
Slide 16 - Quiz
Goed of fout? Als ik wil stoppen met bellen hang ik gewoon op.
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quiz
Hoe moet je een telefoongesprek afronden als je wil op hangen?
Slide 18 - Open question
NAVO alfabet
oefenen
Spel je eigen naam en adres met behulp Van het NAVO alfabet.
Spel de naam van een vriend of vriendin.
Spel de volgende woorden: Nederlands- stagebegeleider- Willem – Jan – Absentie
timer
5:00
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Opdracht 2
Je wil een vakantiejob in een winkel. Je ben bereidt om een dagje mee te lopen. Schrijf dit gesprek uit en oefen dit gesprek.
Hoe stel je jezelf voor?
Hoe spel je jouw naam m.b.v. het NAVO alfabet
Hoe leg je uit waarom je belt?
Hoe stel je een vraag?
Hoe maak je een afspraak?
Hoe bevestig je de afspraak?
Hoe sluit je het gesprek af?
Slide 21 - Slide
Vragen voor nabespreking
Verliep de begroeting op de juiste wijze? Waaruit blijkt dit?
Noemde A haar/zijn eigen naam en die van de school?
Controleerde A of hij de juiste persoon aan de lijn had? Waaruit bleek dit?
Heeft A uitgelegd waarvoor hij/zij belde?
Waaruit bleek dit? Is je nog meer opgevallen aan het gesprek?
Slide 22 - Slide
Extra oefenen?
Slide 23 - Slide
https:
Slide 24 - Link
Voorbereiding
Wat is het doel om iemand te bellen?
Wat is het telefoonnummer?
Aan wie ga je wat vragen?
Wat ga je vertellen?
Hoe ga dat vragen?
Wat voor informatie heb je tijdens het gesprek nodig?
Opening
Begroeten, naam en de naam van school noemen.
Vraag naar de juiste persoon
Vertellen waarom je belt
Slide 25 - Slide
Situatie schets
Situatie 1.
Noor is leerling op KNMC en gaathaar stageadres bellen om een afspraak te maken met mevrouw Wezelot voor haar kennismaking gesprek.
Situatie 2:
Ayoub heeft griep. Thomas belt naar zijn stageadres en vraagt voor Mevrouw Wezelot (zijn stage begeleider) en meldt dat hij vandaag niet aanwezig kan zijn ,omdat hij ziek is.