3M hst 3

3M hst 3
Hoofdstuk 3; Nederlands Indië

1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

3M hst 3
Hoofdstuk 3; Nederlands Indië

Slide 1 - Slide

Indonesië: Welk geloof komt het meest voor in Indonesië
A
Jodendom
B
Christendom
C
Islam
D
Islam én Jodendom

Slide 2 - Quiz

Welk begrip wordt hier omschreven:
'Het alleenrecht op de handel in specerijen in Nederlands Indië.
A
Monopolie
B
Imperialisme
C
Cultuurstelsel
D
Factorij

Slide 3 - Quiz

Nederlands-Indië werd bestuurd door een "indirect bestuur". Hoe werkte dat?
A
Indische vorsten kregen het volledige bestuur over hun land en de Nederlanders verkochten hun producten.
B
Inlandse vorsten bleven zitten, maar kregen bevelen van Nederlanders.
C
De Nederlandse gouverneur-generaal bleef in Nederland en de inheemse vorsten bestuurden het land.
D
Europese landen gaven bevelen aan de Nederlandse gouverneur-generaal.

Slide 4 - Quiz

In 1830 voerde koning Willem I in Nederlands-Indië het cultuurstelsel in.

Hoe werkt het cultuurstelsel?
A
Je mag je eigen stukje grond houden
B
Je moet 1/5 deel verplicht verbouwen voor de Nederlanders
C
Je moet specerijen verbouwen voor de Nederlanders
D
Je moet een handelsmonopolie opbouwen

Slide 5 - Quiz

Nederlands-Indië was een ... van Nederland
A
Vijand
B
Bondgenoot
C
Kolonie

Slide 6 - Quiz

Hoe werd Nederlands-Indië een kolonie van Nederland?
A
Nederland veroverde het van Groot-Brittannië
B
Het ontstond toen de VOC handelsposten langs de kust bouwde
C
Het werd tijdens het Congres van Wenen besloten
D
De staat nam de bezittingen over van de VOC

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurde er in 1815 met Nederlands-Indië?
A
De VOC verliet Nederlands-Indië
B
Nederlands-Indië werd veroverd door Engeland
C
Nederland nam alle bezittingen op Nederlands-Indië over van de VOC
D
Nederlands-Indië werd een kolonie van Nederland

Slide 8 - Quiz

Wie was de baas in Nederlands-Indië
A
De Landsadvocaat
B
De regenten
C
De Indische vorsten
D
De gouverneur-generaal

Slide 9 - Quiz

Welke uitspraak is van een boer uit Nederlands-Indië?
A
Het cultuurstelsel is een drama.
B
Het cultuurstelsel is een groot succes.

Slide 10 - Quiz

Welke grondstoffen kwamen veel voor in Nederlands-Indië?
A
Aardolie
B
Ijzererts
C
Rubber
D
Uranium

Slide 11 - Quiz

Nederlands-Indië was een
kolonie van Nederland. Wat
hield dat in?
A
Nederlands-Indië was een populair vakantieland voor Nederlanders.
B
De Nederlanders waren de baas in Nederlands-Indië en ze profiteerden van de opbrengsten van het land.
C
Nederlands-Indië was een belangrijke handelspartner van Nederland.
D
Nederlands-Indië kreeg ontwikkelingshulp van Nederland.

Slide 12 - Quiz


Twee uitspraken:
1. De boottocht van Nederlands-Indië naar Nederland duurde in de 20e eeuw zo'n 
4 weken / 4 maanden.

2. Nederland past zo'n 60 keer / 600 keer in Nederlands-Indië
A
1. 4 weken, 2. 60 keer
B
1. 4 weken, 2. 600 keer
C
1. 4 maanden, 2. 60 keer
D
1. 4 maanden, 2. 600 keer

Slide 13 - Quiz


Welk eiland ligt niet in Nederlands-Indië? 
A
Borneo
B
Sumatra
C
Curacao
D
Java

Slide 14 - Quiz

Wat was de reden dat er eind 19e eeuw steeds meer Nederlanders in Nederlands-Indië gingen wonen?
A
De opening van het Suezkanaal en de komst van het stoomschip.
B
Doordat met specerijen steeds meer viel te verdienen.
C
De lonen gingen in Ned-Indië omhoog voor Nederlanders .
D
Meer Nederlanders wilden werken op de plantages.

Slide 15 - Quiz

Hoeveel Nederlanders hebben wortels in voormalig Nederlands-Indië?
A
100.000
B
200.000
C
1 miljoen
D
2 miljoen

Slide 16 - Quiz

Welk boek schreef Eduard Douwes Dekker over de slechte omstandigheden op Nederlands-Indië?
A
Multatuli
B
Max Havelaar
C
Koffieboer

Slide 17 - Quiz

Welke belangrijke verandering werd in 1830 in Nederlands Indië ingevoerd?

A
Het liberalisme
B
Het Cultuurstelsel
C
De Vrije Arbeid
D
De Ethische Politiek

Slide 18 - Quiz

Aan het einde van de 19e eeuw kregen de Nederlanders in Nederlands-Indië aandacht voor andere gebieden dan Java. Ze begonnen stap voor stap eilanden te veroveren.

Hoe wordt die verovering genoemd?

A
internering
B
modern imperialisme
C
pacificatie
D
soevereiniteit

Slide 19 - Quiz

Hoe werden de Indonesische bestuurders in Nederlands- Indië genoemd?
A
Dienaren
B
Desahoofden
C
Regenten
D
Residenten

Slide 20 - Quiz

Wat haalde de VOC NIET uit Nederlands-Indie?
A
Kruidnagels
B
Peper
C
Nootmuskaat
D
Meel

Slide 21 - Quiz

Twee stellingen:
I.Met de opbrengst van het cultuurstelsel werd in Nederland een spoorwegennet aangelegd.
II.Vanaf 1870 gingen Nederlandse bedrijven aardolie en rubber winnen in Nederlands-Indië
A
Stelling I en II zijn beiden juist
B
Stelling I en II zijn beiden onjuist
C
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
D
Stelling I is onjuist, stelling II is juist

Slide 22 - Quiz

De VOC had een aantal rechten. Wat zijn rechten van de VOC?
A
De VOC mocht oorlog voeren
B
De VOC mocht verdragen sluiten
C
De VOC mocht forten bouwen
D
De VOC mocht als enige handel drijven met Azië

Slide 23 - Quiz

Hoe heet Batavia nu?
A
Bali
B
Jakarta
C
Sulawesi
D
De Molukken

Slide 24 - Quiz

De VOC werd opgericht in 1602, maar waar staat VOC voor?
A
Verenigde Oostelijke Compagnie
B
Verenigde Oost-Indische Club
C
Verenigde Oostwaartse Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Compagnie

Slide 25 - Quiz

Waarom was Batavia zo belangrijk voor de V.O.C?
A
J.P. Coen had deze stad gesticht!
B
Het lag zeer gunstig.
C
Het werd de aankomst- en vertrekhaven.
D
Het klimaat was er ideaal voor specerijen.

Slide 26 - Quiz