- Je weet dat een bvb iets zegt over het belangrijkste zelfstandig naamwoord in het zinsdeel.
- Je weet dat een obwb iets zegt over het belangrijkste niet-zelfstandig naamwoord in het zinsdeel.
- Je weet hoe je het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde in de zin kunt herkennen.
- Je maakt de opdrachten van H1 t/m H3 zo ver mogelijk af.