coniunctivus in de hoofdzin

De coniunctivus is een
A
wijze
B
imperativus
C
indicativus
D
modus
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

De coniunctivus is een
A
wijze
B
imperativus
C
indicativus
D
modus

Slide 1 - Quiz

Slide 2 - Video

Hoe herken je de con. praesens in de e,mk en i-stam?
A
aan de -a
B
aan de -e
C
aan de -i
D
aan de -u

Slide 3 - Quiz

Con.praesens in de hoofdzin
A
aansporing
B
twijfel
C
onvervulbare wens
D
irrealis van het heden

Slide 4 - Quiz

Con. praesens in de hoofdzin
A
vervulbare wens
B
mogelijkheid/waarschijnlijkheid
C
irrealis van het verleden
D
doel

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Ne credamus istis barbaris.
Welke coniunctivus?
A
Optativus
B
Potentialis
C
prohibitivus
D
adhortativus

Slide 7 - Quiz

vertaal: Ne credamus istis barbaris.
(credere+ abl. = geloven)

Slide 8 - Open question

Hac victoria gaudeamus.
Welke coniunctivus?
A
optativus
B
potentialis
C
adhortativus
D
dubitativus

Slide 9 - Quiz

vertaal: Hac victoria gaudeamus.
(gaudere + abl. = z. verheugen over)

Slide 10 - Open question

Utinam pater lacrimis nostris commoveatur.
Welke coniunctivus?
A
optativus - vervulbare wens
B
potentialis
C
optativus- onvervulbare wens
D
adhortativus

Slide 11 - Quiz

vertaal: Utinam pater lacrimis nostris commoveatur
(commoveri: ontroerd worden)

Slide 12 - Open question

Quis hoc dubitet?
welke coniunctivus?
A
dubitativus
B
potentialis
C
optativus
D
irrealis

Slide 13 - Quiz

Quis hoc dubitet?

Slide 14 - Open question

Si hoc dicas, erres
welke coniunctivus?
A
adhortativus
B
potentialis
C
irrealis
D
realis

Slide 15 - Quiz

vertaal: Si hoc dicas, erres
(errare = z.vergissen)

Slide 16 - Open question

welke tijd is intraveritis
?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 17 - Quiz

Aestate ne flumina intraveritis.
welke coniunctivus?
A
adhortativus
B
prohibitivus
C
potentialis
D
irrealis

Slide 18 - Quiz

Hoe herken je de con. praesens van de a-stam?
A
aan de -a
B
aan de -i
C
aan de -e
D
aan de o

Slide 19 - Quiz