Integratie van de nieuwsbrief op Social Media, zoals Facebook
C
Optie om de nieuwsbrief te verrijken met afbeeldingen
D
Opgave/aanmelding voor een nieuwsbrief
1 / 54
next
Slide 1: Quiz
salesMBOStudiejaar 2,3
This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Met Opt-in wordt het volgende bedoeld:
A
Integratie van de nieuwsbrief in de website
B
Integratie van de nieuwsbrief op Social Media, zoals Facebook
C
Optie om de nieuwsbrief te verrijken met afbeeldingen
D
Opgave/aanmelding voor een nieuwsbrief
Slide 1 - Quiz
Hoeveel wettelijke bedenktijd heeft een consument als hij online kleding koopt?
A
8
B
10
C
14
D
16
Slide 2 - Quiz
Wat is het verschil tussen opt-in en opt-out?
Slide 3 - Open question
Wat is het doel van Stichting Reclame Code?
A
de ethiek van advertenties bewaken
B
informatie over personen veiligstellen en waarborgen
C
toezicht houden op de mededinging en telecommunicatie
Slide 4 - Quiz
Wat betekent de afkorting ACM?
A
Autoriteit Consument & Markt
B
Autoriteit Consument & Media
C
Autoriteit Commercie & Markt
D
Algemene Consument & Markt
Slide 5 - Quiz
Wat doet ACM?
A
ze zorgt voor eerlijke concurrentie
B
bepaalt de regels waaraan alle reclame-uitingen moeten voldoen
C
zorgt ervoor dat telemarketing vertrouwd wordt ingezet
D
houden bij wanneer iemand een reclamepost niet meer wilt ontvangen
Slide 6 - Quiz
Wat doet DDMA gedragscode?
A
ze zorgt voor eerlijke concurrentie
B
bepaalt de regels waaraan alle reclame-uitingen moeten voldoen
C
zorgt ervoor dat telemarketing vertrouwd wordt ingezet
D
houden bij wanneer iemand een reclamepost niet meer wilt ontvangen
Slide 7 - Quiz
Wat doet Stichting Postfilter?
A
ze zorgt voor eerlijke concurrentie
B
bepaalt de regels waaraan alle reclame-uitingen moeten voldoen
C
zorgt ervoor dat telemarketing vertrouwd wordt ingezet
D
houden bij wanneer iemand een reclamepost niet meer wilt ontvangen
Slide 8 - Quiz
Wat doet Autoriteit Persoonsgegevens?
A
ontvangen meldingen van datalek
B
je behoudt je rechten, maar geeft aan anderen toestemming voor gebruik
C
geeft advies over je rechten als consument
D
houden bij wanneer iemand een reclamepost niet meer wilt ontvangen
Slide 9 - Quiz
Wat doet Consuwijzer?
A
ontvangen meldingen van datalek
B
je behoudt je rechten, maar geeft aan anderen toestemming voor gebruik
C
geeft advies over je rechten als consument
D
houden bij wanneer iemand een reclamepost niet meer wilt ontvangen
Slide 10 - Quiz
Wat doet Creative Commons?
A
ontvangen meldingen van datalek
B
je behoudt je rechten, maar geeft aan anderen toestemming voor gebruik
C
geeft advies over je rechten als consument
D
houden bij wanneer iemand een reclamepost niet meer wilt ontvangen
Slide 11 - Quiz
Wat betekent opt-out?
A
ontvangen meldingen van datalek
B
je moet aangeven als je iets wilt ontvangen, bijv. nieuwsbrief
C
geeft advies over je rechten als consument
D
je hoeft niet aan te geven als je iets wilt ontvangen, maar je meldt je juist af
Slide 12 - Quiz
UPO (Uitgebreid probleem oplossend koopgedrag)
BPO (beperkt probleem oplossend koopgedrag
RAG (Routinematig aankoopgedrag)
Convenience Goods
Shopping goods
Specialty goods
Slide 13 - Drag question
Wat is communicatiegedrag?
A
manier waarop consument info krijgt en verwerkt van product
B
wat consument doet wanneer ze aankoop overweegt
C
gedrag dat te maken heeft met manier waarop klant product gebruikt
D
manier waarop een klant stopt met het gebruiken van een gekocht product
Slide 14 - Quiz
Een consument oriënteert zich uitgebreid op een aankoop. Hij heeft nu voldoende info verzameld en bestelt het product bij een webshop. van welk soort gedrag is sprake?
A
aankoopgedrag
B
communicatiegedrag
C
gebruiksgedrag
D
afdankgedrag
Slide 15 - Quiz
Wat is afdankgedrag?
A
manier waarop consument info krijgt en verwerkt van product
B
wat consument doet wanneer ze aankoop overweegt
C
gedrag dat te maken heeft met manier waarop klant product gebruikt
D
manier waarop een klant stopt met het gebruiken van een gekocht product
Slide 16 - Quiz
Welk gedrag hoort bij onderstaande zin?
''Veel mensen zijn zuinig op hun spullen, vooral voor nieuwe producten. ''
A
Communicatiegedrag
B
Aankoopgedrag
C
Gebruikersgedrag
D
Afdankgedrag
Slide 17 - Quiz
iemand merkt dat de boter op is, in welk klantgedrag zit deze persoon?
A
communicatiegedrag
B
koopgedrag
C
gebruiksgedrag
D
afdankgedrag
Slide 18 - Quiz
Waarneembaar consumentengedrag heeft als laatste fase 'afdankgedrag'. Daaronder valt niet ..
A
op zolder opbergen
B
de verkoper bedanken
C
in de kliko gooien
D
verkopen via internet
Slide 19 - Quiz
Een consument benut na aankoop van zijn Playstation alle mogelijkheden die het apparaat met zich meebrengt. Van welk soort gedrag is sprake?
A
aankoopgedrag
B
communicatiegedrag
C
gebruiksgedrag
D
afdankgedrag
Slide 20 - Quiz
Als er geen direct contact is tussen verkoper en koper, maar er wel een aanbod is, spreken we van
A
verkoop op afstand
B
verkoop in de winkel
C
verkoop buiten de verkoopruimte
Slide 21 - Quiz
wat betekent Free On Board?
A
alle transportkosten zijn voor rekening van de leverancier
B
de afnemer moet bij levering de factuur afrekenen
C
de transportkosten zijn voor rekening van de koper
D
de verkoper draagt alle kosten en risico's tot goederen aan boord zijn
Slide 22 - Quiz
Franco
Rembours
Ex Works
Free On Board
alle transportkosten zijn voor de leverancier
alle transportkosten zijn voor de koper
alle transportkosten zijn totdat alles aan boord is voor de verkoper
de afnemer betaalt de factuur bij levering
Slide 23 - Drag question
In welke situatie komt cognitieve dissonantie vooral voor?
A
bij het aankoopgedrag van de consument
B
bij het koopgedrag van een organisatie
C
allebei
D
geen van beide
Slide 24 - Quiz
Wat is geen behoefte volgens Maslow?
A
zelf-ontplooing
B
behoefte aan veiligheid
C
behoefte aan sociale contacten
D
behoefte aan acceptatie
Slide 25 - Quiz
De eerste basisbehoefte bij Maslow is
A
veiligheid
B
bescherming
C
liefde
D
slaap
Slide 26 - Quiz
Waarin verschilt persoonlijke verkoop van reclame?
A
Het is een eenrichtingsverkeer
B
Het is een tweerichtingsverkeer
Slide 27 - Quiz
Voor wat voor soort producten is persoonlijke verkoop niet passend?
A
Specialty goods
B
Shopping goods
C
Convenience goods
D
Webwinkel
Slide 28 - Quiz
Hygiënefactoren (dissatisfiers) zijn volgens HerzberG:
A
volgens Herzberg een voorwaarde om überhaupt gemotiveerd te kunnen worden
B
de motivatiefactoren
C
geen van beide
Slide 29 - Quiz
Een kledingzaak maakt en verkoopt luxe gala- en feestkleding in het hoge segment. Welk koopgedrag hebben nieuwe klanten van deze kledingzaak?
A
BPO
B
RAG
C
UPO
Slide 30 - Quiz
Welk begrip betekent hoe vaak een klant terugkeert/hoelang hij blijft hangen?
A
Klantloyaliteit
B
Customer life time value
C
Klantretentie
D
Customer rating
Slide 31 - Quiz
Cold calling is een vorm van directe acquisitie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quiz
Je belt een prospect. Waarvan is sprake?
A
Directe Acquisitie
B
Indirecte Acquisitie
Slide 33 - Quiz
Je bedrijf wordt aanbevolen door een klant aan een andere klant. Waarvan is sprake?
A
Directe Acquisitie
B
Indirecte Acquisitie
C
Receptieve verkoop
D
Actieve verkoop
Slide 34 - Quiz
Waar staat RAG voor?
A
Routinematig verkoopgedrag
B
Routinematig aankoopgedrag
C
Beperkt routinematig aankoopgedrag
D
Uitgebreid routinematig aankoopgedrag
Slide 35 - Quiz
UPO (Uitgebreid ProbleemOplossend aankoopgedrag) past het beste bij
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Specialty goods
D
low involvement goods
Slide 36 - Quiz
Waar vallen convenience goods onder?
A
RAG
B
UPO
C
BPO
Slide 37 - Quiz
Welk koopgedrag heeft het langste aankoopproces?
A
New task
B
Modified rebuy
C
Straight rebuy
Slide 38 - Quiz
Koopgedrag consument
Koopgedrag organisatie
RAG
straight rebuy
BPO
UPO
modified rebuy
new task
Slide 39 - Drag question
Waar staat BPO voor?
A
Beperkt probleemoplossend aankoopgedrag
B
Uitgebreid probleemoplossend aankoopgedrag
C
Beperkt routinematig aankoopgedrag
D
Beperkt probleemoplossend verkoopgedrag
Slide 40 - Quiz
Waar staat UPO voor?
A
Uitgebreid routinematig aankoopgedrag
B
Uitgebreid probleemoplossend verkoopgedrag
C
Uitgebreid probleemoplossend aankopgedrag
D
Beperkt probleemoplossend aankoopgedrag
Slide 41 - Quiz
van welke soort kosten zijn huurkosten een voorbeeld?
A
indirecte kosten
B
directe kosten
C
variabele kosten
D
geen van deze
Slide 42 - Quiz
van welk soort kosten zijn grondstofkosten een voorbeeld?
A
vaste kosten
B
directe kosten
C
indirecte kosten
D
geen van deze
Slide 43 - Quiz
Wat is het verschil tussen variabele en vaste kosten?
Slide 44 - Open question
van welke soort kosten zijn telefoonkosten een voorbeeld?
A
indirecte kosten
B
directe kosten
C
variabele kosten
D
geen van deze
Slide 45 - Quiz
Tot welke kostensoort behoort de inkoopwaarde van de omzet?
A
constante kosten
B
indirecte kosten
C
variabele kosten
D
brutowinst
Slide 46 - Quiz
Wat is servicegraad?
A
het % klanten dat reageert op een reclame
B
% offertes dat leidt tot een order
C
percentage orders dat een bedrijf uit voorraad kan leveren
D
mate van hulp in een winkel
Slide 47 - Quiz
van welk soort kosten zijn verzendkosten een voorbeeld?
A
vaste kosten
B
variabele kosten
C
indirecte kosten
D
geen van deze
Slide 48 - Quiz
Wat is call-ratio?
A
hoeveel van het totaal aantal bezoekers gaat over tot actie?
B
hoeveel klanten hebben de enquête ingevuld?
C
je hebt 3 klantcontacten nodig om een nieuwe lead te werven
D
aantal klantcontacten dat nodig is om een order binnen te halen
Slide 49 - Quiz
Wat is conversieverhouding?
A
hoeveel van het totaal aantal bezoekers gaat over tot actie?
B
hoeveel klanten hebben de enquête ingevuld?
C
je hebt 3 klantcontacten nodig om een nieuwe lead te werven
D
aantal klantcontacten dat nodig is om een order binnen te halen
Slide 50 - Quiz
Wat is succesratio?
A
hoeveel van het totaal aantal bezoekers gaat over tot actie?
B
hoeveel klanten hebben de enquête ingevuld?
C
je hebt 3 klantcontacten nodig om een nieuwe lead te werven
D
aantal klantcontacten dat nodig is om een order binnen te halen
Slide 51 - Quiz
Wat is responspercentage?
A
hoeveel van het totaal aantal bezoekers gaat over tot actie?
B
hoeveel klanten hebben de enquête ingevuld?
C
je hebt 3 klantcontacten nodig om een nieuwe lead te werven
D
aantal klantcontacten dat nodig is om een order binnen te halen
Slide 52 - Quiz
Wat houdt recallratio in?
A
3 van 10 producten zijn teruggeroepen door schade
B
5 van de 20 klanten hebben de enquête ingevuld
C
4 van de 12 prospects zijn naar de website gegaan
D
7 klantcontacten zijn nodig voordat een klant overgaat tot aankoop
Slide 53 - Quiz
Wat is offertescoringsratio?
A
2 offertes nodig voordat klant tot aankoop overgaat