12.1 Kruisingschema's

12.1 Eigenschappen doorgeven
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

12.1 Eigenschappen doorgeven

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent.
2. Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
3. Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
4. Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.
5. Je kunt kruisingen met meer dan twee fenotypen uitwerken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Erfelijke eigenschappen
  • Je huidskleur, haarkleur en oogkleur zijn erfelijke eigenschappen.

  • Een deel van je eigenschappen zijn van je vader en een deel van je moeder.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Genotype vs Fenotype
  • Genotype: informatie (eigenschappen) bepaald door je genen.

  • Fenotype: informatie (eigenschappen) die zich uiten, zichtbaar

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Gen & Allel

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Informatie op de genen
  • Het genotype van de moeder => blauw allel en blauw allel.

  • Het genotype van de vader => bruin allel en bruin allel.

  • Het genotype van het kind => blauw allel en bruin allel.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Heterozygoot & Homozygoot
  • Homozygoot: twee dezelfde allelen.

  • Heterozygoot: twee verschillende allelen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Dominant & Recessief
  • Dominant: overheersende allel.
  • Recessief: onderdrukte allel.



  • Oftewel, wanneer je heterozygoot blauw/bruin bent, zal je bruine ogen krijgen. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Homozygoot en heterozygoot

  • aa = homozygoot recessief
  • AA =  homozygoot dominant
  • Aa= heterozygoot

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Kruisingschema


Een kruisingsschema is een tabel met alle mogelijke combinaties van allelen bij een kruising. 

Met een kruisingsschema kun je voorspellen wat de kans is dat een nakomeling een bepaald fenotype krijgt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je nou een kruisingsschema?

Slide 11 - Slide

- Als we het over de generatie van de ouders hebben, dan praten we over P
- Als we het over de eerste generatie kinderen hebben, dan praten we over F1
- Als we het over de tweede generatie kinderen hebben, dan praten we over F2
Je kunt uitleggen hoe je aan een eigenschap komt die je ouders niet hebben.
2 ouders met donker haar krijgen een zoon met rood haar. 
Hoe kan dat?
- Moeder heeft 2 genen voor haarkleur, bruin en rood.
- Vader heeft 2 genen voor haarkleur, bruin en rood.
- Vader geeft rood door, moeder geeft rood door. 
Hoe ziet een kruisingsschema er dan uit?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
F1 generatie = kinderen 
Welke mogelijkheden zijn er?

Fenotype
Genotype
Mogelijke geslachtcellen
Heterozygoot
Aa

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten. 
opties man    = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
In het schema worden de opties samengevoegd.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
                    = 1 x 25% op AA
                    = 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 4 opties: 
genotype
A bij A = AA
a bij A = aA (schrijf je als Aa)
A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- donker
- rood

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Genotype
(genen) = informatie van de twee allelen voor een eigenschap; je noteert het genotype met twee letters. Genotype wordt ook gebruikt als het gaat om de informatie op de genen. 
Heterozygoot
Twee ongelijke allelen voor een eigenschap
Homozygoot
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Dominant
Het overheersende allel van de twee allelen voor een eigenschap; een dominant allel noteer je met een hoofdletter.
Recessief
Het allel voor een eigenschap dat onderdrukt kan worden, een recessief allel noteer je met een kleine letter.
Kruisingsschema
Schema waarin je snel overzicht krijgt van de mogelijke genotypen van de nakomelingen bij een kruising; zo bepaal je wat de kans is op een bepaalde eigenschap bij een nakomeling.
Intermediair fenotype
Tussenvorm die ontstaat als beide allelen van een genenpaar aanwezig zijn en ven sterk.
Co-dominant 
Twee allelen die beide tot uiting komen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
  • 12.1 Eigenschappen doorgeven
  • Vraag 3, 5, 9, 10, 13, 14, 15, 16 en 17.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het fenotype is:
A
Alleen erfelijk
B
Erfelijk en invloeden van de omgeving
C
Alleen de invloeden van de omgeving

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is je genotype?
A
DNA
B
Informatie over erfelijke eigenschappen
C
Chromosomen
D
Lange dunnen draden

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

AA is
AA staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

aa
aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Van Genotype naar Fenotype
Homozygote
Homozygote
Heterozygote

Slide 22 - Slide

This item has no instructions


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de vader, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


De vader is heterozygoot voor haarkleur. Zijn haar is bruin. Wat is het dominante gen?
A
Bruin
B
Rood
C
Bruin en rood
D
Geen van beiden

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de zoon, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions


De zaadcel van de vader bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Recessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het genotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje.
Hoeveel % van de F1 is langharig?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Intermediar
Drie verschillende kleuren => Intermediar fenotype.
Met bloemen of kippen.




Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Intermediair
F1 heeft een fenotype dat een combinatie is van de ouderlijke fenotypes

Paars + Wit = Roze

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Onvolledig dominant: Beide fenotypen zijn even sterk

 
Intermediair: Beide fenotypen komen tot uiting 

Intermediair fenotype

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Intermediair fenotype:
Wat zijn de genotypen van deze kippen?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions