hoofdstuk 2 spelling

hoofdstuk 2 spelling
- PV verleden tijd
- dubbele punt:
- 20 dicteewoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hoofdstuk 2 spelling
- PV verleden tijd
- dubbele punt:
- 20 dicteewoorden

Slide 1 - Slide

hoofdstuk 2 spelling
 Herhaling PV tegenwoordige tijd
Ik
ik-vorm
Jij/je
ik-vorm + t
Hij/zij/u
ik-vorm + t
Wij/jullie/zij
hele werkwoord

Slide 2 - Slide

De hond (snuffelen) aan het kleed.

Slide 3 - Open question

(Slapen) je vader nog?

Slide 4 - Open question

Je (kloppen) toch wel eerst op de deur, hé!

Slide 5 - Open question

Waarom (lachen) jij niet om die mop?

Slide 6 - Open question

Tjonge, jij (beven) helemaal.

Slide 7 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd


• Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank. Je hoort hoe je het woord schrijft.
Gisteren sprak ik met mijn buurmeisje.


Slide 8 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
• Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank.
– Je schrijft na de ik-vorm de uitgang -te(n) als de laatste letter van de stam in ’T KoFSCHiP X zit. De stam is de infinitief zonder -en.
Zij appte me het hele verhaal.

– Je schrijft na de ik-vorm de uitgang -de(n) als de laatste letter van de stam niet in ’T KoFSCHiP X zit.
Waarom geloofde je me niet?

Slide 9 - Slide

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van lunchen is:

A
lunchte
B
lunchde
C
lunchten
D
lunchden

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (pakken)
A
pakde
B
pakte

Slide 11 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.
A
schreef
B
schreven
C
schrijfde
D
schreeft

Slide 12 - Quiz

Wat is de persoonsvorm verleden tijd enkelvoud van
-lachen-
A
lachde
B
lachten
C
lachtte
D
lachte

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (bestellen)
A
bestelde
B
besteldde

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 15 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.
A
schreef
B
schreven
C
schrijf
D
schreeft

Slide 16 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

A
wachte
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten

Slide 17 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van leven is:

A
leefte
B
leefde
C
leeften
D
leefden

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Hij ______________ (luisteren)
A
luisterde
B
luisterdde

Slide 19 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd:
Hij ......(pakken) het boek.
A
pak
B
pakte
C
pakten

Slide 20 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van antwoorden is:

A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoorden
D
antwoordden

Slide 21 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Slide 22 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van azen is:

A
aasde
B
aaste
C
aasden
D
aasten

Slide 23 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van verhuizen is:

A
verhuisten
B
verhuizten
C
verhuisden
D
verhuizden

Slide 24 - Quiz

Leestekens
Punt
Aan het einde van een zin. 

Komma ,
Tussen 2 pv's en in een opsomming
UItroepteken !
Na een uitroep of een bevel
Vraagteken ?
Na een vraag
Aanhalingstekens ''
bij een citaat en als je een woord speciale aandacht wilt geven.




Slide 25 - Slide

Dubbele punt 
Opsomming:

Jongeren zijn dagelijks gemiddeld acht uur online: drie uur besteden ze aan online tv kijken, twee uur zitten ze op sociale media en muziek luisteren ze zo'n anderhalf uur.
Uitleg:
De digitale revolutie is groot: niemand kan meer zonder computer.
Citaat:
Mijn moeder riep: ‘Kom achter je computer vandaan!’

Na een dubbele punt schrijf je altijd een kleine letter. Alleen als er na de dubbele punt een citaat begint of een eigennaam staat, schrijf je een hoofdletter.




Slide 26 - Slide

Neem de tekst over en schrijf op de juiste plaats leestekens en hoofdletters.
vijftien jaar geleden zag je bijna niemand op straat met zijn telefoon bezig dat is nu wel anders ruim 90 procent van de jongeren gaat onderweg online met de smartphone weet je waarom vooral om te gamen en om op sociale media te gaan

Slide 27 - Open question