Verwijswoorden 1

Verwijswoorden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
Verwijswoorden

Slide 2 - Slide

Wat kun je na vandaag?

  • Ik weet waar het woordgeslacht voor staat.
  • Ik weet hoe ik verwijswoorden in een zin moeten gebruiken.

Slide 3 - Slide

Waarom hebben we verwijswoorden?
- Om een tekst aantrekkelijker te maken;
- Zodat je een tekst beter kunt lezen.

Voorbeeld:
Moniek gaat naar school. Moniek vindt het niet leuk om naar school te gaan. Moniek zit liever thuis. Moniek houdt namelijk van series kijken. 

Slide 4 - Slide

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar andere woorden in een tekst. 

Ze verwijzen naar:
1) enkel woord
2) groepje woorden
3) een hele zin 

Slide 5 - Slide

Lars komt niet naar het feest, want hij heeft straf. 

Waar verwijst hij naar?

Verwijst het naar een enkel woord, een groepje woorden of een hele zin? 

Slide 6 - Slide

Ik heb een nieuwe camera gekocht. Hier kun je geweldige foto's mee maken.

Waar verwijzen de woorden hier...mee naar?

Verwijzen ze naar een enkel woord, een groepje woorden of een hele zin? 

Slide 7 - Slide

Het centrum van Amsterdam is vannacht erg onrustig geweest; ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.

Waar verwijst het naar?

Verwijzen ze naar een enkel woord, een groepje woorden of een hele zin? 

Slide 8 - Slide

Uitleg Verwijswoorden (1)

  • Met verwijswoorden wijs je terug naar een eerder genoemd woord. 
  • Je verwijst altijd terug naar een zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Slide

De - woorden
(mannelijk & vrouwelijk)

Die + Deze
Het - woorden
(onzijdig)

Dit + Dat

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide