M2: Unidad 3 Les 3 - Objeto Directo

1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

START KLAAR

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
A: Doornemen objeto directo
B: Oefenen objeto directo
C: Oefenen met vocabulario

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 
  • Kan je het lijdend voorwerp in een zin herkennen
  • Kan je correcte zinnen vormen met de pvnw van de Objeto Directo.

Slide 5 - Slide

What is a direct object?
¿Qué es el objeto directo?

Slide 6 - Open question

Lijdend voorwerp/ Objeto directo
Wat is een lijdend voorwerp? (objeto directo/ direct object)

"Het lijdend voorwerp is het deel van de zin dat antwoord geeft op de vraag: Wat? of Wie? na het werkwoord."

(The direct object is the part of the sentence that answers the question: What? or Who? after the verb.)

Ik eet een appel. → Wat eet ik? Een appel.
(I eat an apple. → What do I eat? An apple.)
Hij ziet mij. → Wie ziet hij? Mij.
(He sees me. → Who does he see? Me.)




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)
Je kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijke voornaamwoord.

Julia koopt een nieuwe fiets.
Julia koopt het.

Julia compra una bici nueva.
Julia la compra.

Slide 9 - Slide

Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)

Slide 10 - Slide

What is the direct object in the sentence?
"María compra flores"

Slide 11 - Open question

What is the direct object in the sentence?
"Nosotros leemos un libro"

Slide 12 - Open question

What is the direct object in the sentence?
"Yo veo a mi amigo"

Slide 13 - Open question

What is the direct object in the sentence?
"Tú preparas la cena"

Slide 14 - Open question

Objeto Directo
1. Laura compra un vestido nuevo. 
2. Nosotros vemos a nuestros amigos en el parque. 
3. Tú comes pizza con mucho queso. 
4. Ellos preparan bebidas para la fiesta. 
5. Los niños comen pasta. 
6. Ella pidió una cola. 
Geef aan wat de Complemento Directo (lijdend voorwerp) is in de volgende zinnen. Herschrijf de zin met de juiste voornaamwoord. 

Slide 15 - Slide

Verkorte woordenlijst Unidad 3
https://quizlet.com/nl/915581398/unidad-3-viajes-y-aventuras-reizen-en-avonturen-flash-cards/?funnelUUID=77db5aff-b148-44e1-991a-ee8a501c84c3 

Slide 16 - Slide

Vocabulario
pagina 123

Slide 17 - Slide



Wat: Betekenissen zoeken van 10 woorden uit het woordenlijst. 
Hoe: In groepjes van twee of individueel 
Waar: In je JDW-map
Hulpmiddel: Reporteros tekstboek

Klaar?
Kies 2 woorden en maak 2 zinnen.
Gebruik: mijnwoordenboek.nl 
¡A practicar! 
  1. la playa
  2. el avión
  3.  el fin de semana
  4. cerca
  5.  nublado(a)
  6. quedar con alguien
  7. el viento
  8. muchas veces
  9. bailar
  10. la fiesta

Slide 18 - Slide

Vocabulario
  1. la playa - het strand
  2. el avión - het vliegtuig
  3.  el fin de semana - het weekend
  4. cerca - dichtbij
  5.  nublado(a) - bewolkt
  6. quedar con alguien - afspreken met iemand
  7. el viento - de wind
  8. muchas veces - vaak
  9. bailar - dansen
  10. la fiesta - het feest

Slide 19 - Slide

Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 
  • Kan je het lijdend voorwerp in een zin herkennen
  • Kan je correcte zinnen vormen met de pvnw van de  Objeto Directo.
 

Slide 20 - Slide


Wat zijn de voornaamwoorden voor het lijdend voorwerp?

Slide 21 - Open question


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

¡Hasta la próxima clase!

Slide 23 - Slide