Toets T5 Erfelijkheid en evolutie 2Ba

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Toets thema 5 erfelijkheid en evolutie

De toets bestaat uit ... vragen:

• open vragen
• meerkeuzevragen 
• sleepvragen

Lees de vraag goed, voordat je de vraag beantwoordt !

Ontstaat het fenotype alleen door het genotype ?

1. ja
2. nee

Verandert je genotype als je ouder wordt? En je fenotype?

1. Genotype wel / fenotype wel
2. Genotype wel / fenotype niet
3. Genotype niet / fenotype wel
4. Genotype niet / fenotype niet

Verandert bij het verven van je haar het fenotype en het genotype?

1. Alleen het fenotype
2. Alleen het genotype
3. Het genotype en het fenotype veranderen
4. Het genotype en het fenotype veranderen niet

Is het genotype van deze persoon veranderd? En het fenotype?

1. Beide zijn veranderd
2. Geen van beide is veranderd
3. Alleen genotype is veranderd
4. Alleen fenotype is veranderd

Welke eigenschap is erfelijk bepaald?

1. 
2. 
3. 
4. 

Complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen

1. gen
2. fenotype
3. genotype

Voor elke erfelijke eigenschap heb je twee genen

1. juist
2. onjuist

Chromosomen zitten in de celkern en zijn erfelijk materiaal

1. Waar
2. Niet waar

Erfelijk of niet?
Bladeren die slap hangen

1. erfelijk
2. niet erfelijk

DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen.

1. Juist
2. Onjuist

Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?

1. Ja
2. Nee

Hoe noem je een verandering in erfelijke eigenschappen?

1. Fenotype
2. Genotype
3. Mutatie
4. Celdeling

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 

Genotype

Fenotype

Een wipneus

Stijl haar vanaf de geboorte

Piercings 

Sproeten

Een litteken

gespierd lichaam

Eelt op je handen door hard werken

Blauwe ogen

In de afbeelding hiernaast zie je een volwassen tapir met een jongen.
a. Heeft het jonge dier hetzelfde fenotype als het volwassen dier?

b. Heeft het jonge dier hetzelfde genotype als het volwassen dier?

Pim heeft een broertje Thijs en een zusje Anna.

Hebben Pim, Thijs en Anna hetzelfde DNA?

1. Ja
2. Nee

Kunnen door mutaties en geslachtelijke voortplanting organismen ontstaan met nieuwe genotypen?

1. Ja
2. Nee

Heeft een lichaamscel van een mens 48 chromosomen?

1. Ja
2. Nee

John heeft veel getraind. Zijn spieren zijn hierdoor dik geworden.
Wat is er bij John veranderd?

1. Alleen zijn fenotype
2. Alleen zijn genotype
3. Zowel zijn genotype als zijn fenotype
4. Geen van beide

Dit zijn de chromosomen van een?

1. man
2. vrouw

Bevatten chromosomen in je wangslijmvlies de informatie voor je oogkleur?
en de chromosomen in je ogen?

1. beide bevatten ze de informatie
2. beide niet
3. alleen in je wangslijmvlies
4. alleen in je ogen

Chromosomen zijn....

1. Lange dunne draden in de celkern
2. Stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen
3. Bevatten eigenschappen
4. Cellen die enkelvoudig zijn

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?

1. 23 van vader en 23 van moeder
2. Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
3. 46 van moeder
4. 46 van vader

Thea en Nico doen de volgende beweringen over chromosomen.
Nico: ‘Chromosomen bevatten veel genen.’
Thea: ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’
Wie heeft of hebben gelijk?

1. Alleen Nico
2. Alleen Thea
3. Beide zijn juist
4. Beide zijn onjuist

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?

1. Geslachtscellen
2. Lichaamscellen

Het klein robertskruid is een plant uit de ooievaarsbekfamilie. De eicellen van deze plant bevatten 16 chromosomen.

Hoeveel chromosomen bevat een cel van een blad van het klein robertskruid?

1. 8
2. 16
3. 32

Wat is een tumor?

Waarom is het belangrijk dat een tumor snel wordt ontdekt?

Is een albino een mutant?

1. ja
2. nee

Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?

1. ja
2. nee

Hoeveel miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de apen van de oude wereld als aparte groep?

1. Ongeveer 25 miljoen jaar geleden.
2. Ongeveer 50 miljoen jaar geleden.

Zet de levensvormen in de juiste volgorde van hun verschijnen op aarde. Noteer alleen de cijfers. Begin bij de oudste levensvorm.
1. Bacteriën. 2. Eencellige organismen. 3. Eenvoudige levensvormen.
4. Gewervelden. 5. Landplanten. 6. Meercellige organismen
Start je antwoord met 3 -

Waar is het leven op aarde ontstaan?

1. Het is vanuit de ruimte gekomen
2. In het water
3. Op het land
4. In de grond

Vul de tekst aan.

geloven dat de

afstammen van andere

Zo'n langzame

noemen we 

................................

..........................

....................

..................

................

ontwikkeling

diersoorten

evolutie

biologen

mensen

Wie heeft de evolutietheorie bedacht?

1. Prins Charles
2. Charlie van de Chocolat factory
3. Charles van Liechtenstein
4. Charles Darwin

Welke gebeurtenis zorgde volgens een aantal onderzoekers voor het uitsterven van sauriërs?

Wat betekent verwantschap in de evolutie?

Het eerste leven op aarde waren

1. planten
2. bacteriën
3. schimmels
4. dieren

De evolutietheorie heeft drie uitgangspunten. Noem 1 uitgangspunt.

Individuen die het beste zijn aangepast aan hun omgeving hebben de grootste overlevingskans.
Deze kunnen zich ook weer voortplanten waardoor dit gunstige genotype steeds meer zal voorkomen.

Hoe wordt dit proces genoemd?

1. Aangepaste selectie
2. Gemeenschappelijke selectie
3. Natuurlijke geboortes
4. Natuurlijke selectie

Wat is een fossiel?

Waardoor zijn fossielen een argument voor de evolutietheorie?

1. Ze laten zien dat soorten aan elkaar verwant zijn
2. Ze laten zien dat soorten zich voortplanten
3. Ze laten zien dat soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.

In de plaatjes hieronder zie je hoe een dinosauriër een fossiel wordt. 

Zet de plaatjes in de juiste volgorde.