Kapitel 5 Köln VMBO GT Stunde 8 Klasse 3

Kapitel 5, Köln!
Kapitel 5 Köln.
Na Klar! VMBO GT Klasse 3

WLJ/FIK
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kapitel 5, Köln!
Kapitel 5 Köln.
Na Klar! VMBO GT Klasse 3

WLJ/FIK

Slide 1 - Slide

Heute
-Grammatik erklären
-Hausaufgaben korrigieren
-Aufgaben machen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke keuzevoorzetsels ken jij?

Slide 8 - Mind map

Wanneer krijg je een Dativ / Akkusativ bij de keuzevoorzetsels? 
Dativ (3e naamval)
Akkusativ (4e naamval)

Slide 9 - Drag question

De theorie

Slide 10 - Slide

Keuzevoorzetsels 
an
aan/op (alleen bij dagen)
auf
op
hinter
achter
neben
naast
in 
in/binnen
über
over
unter
onder
vor
voor 
zwischen
tussen

Slide 11 - Slide

De keuzevoorzetsels kunnen zowel een Dativ (3e naamval) of een Akkusativ (4e naamval) zijn. Maar wanneer maak je gebruik dan de Dativ en wanneer van de Akkusativ?

Slide 12 - Slide

Dativ
Dativ = rust, ergens zijn.

Je kunt de vraag: Wo (waar)? stellen


Die Zeitung liegt auf dem Tisch. 
Akkusativ
Akkusativ = beweging, ergens heen. 

Je kunt de vraag: Wohin (waarheen)? stellen

Sie wirft die Zeitung auf den Tisch (m). 

Slide 13 - Slide

üben, üben, üben

Slide 14 - Slide

Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Der Ball rollt unter das Auto (o).
Die Kreditkarte liegt in dem (im) Hotelzimmer (o).
Ich wohne über dem Geschäft (o).
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch (m).
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch (m).

Slide 15 - Drag question

Vul in.
Das Auto steht vor d...…. Garage (v)

Slide 16 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat vor d.... garage (v).
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'staat' is geen beweging. Je kunt vragen 'waar'? Dus Dativ (3e naamval) vrouwelijk.

Dus: Das Auto steht vor der Garage (v)

Slide 17 - Slide

Vul in.
Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 18 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'vallen' is een beweging.
Dus Akkustiv (4de naamval) mannelijk.

Dus: Das Heft fällt auf den Boden (m).


Slide 19 - Slide

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 20 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? 
Antwoord: ligt op de tafel. Dus Dativ (3e naamval).

Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).

Slide 21 - Slide

Das Bild hängt an d.... Wand (v).
A
die
B
der

Slide 22 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De foto hangt aan de muur.
an (aan) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? Antwoord: aan de muur. 
Dus Dativ (3e naamval) vrouwelijk.

Dus: Das Bild hängt an der Mauer (v).

Slide 23 - Slide

Vul in.
Ich lege deinen Schlüssel auf d... Tisch (m).

Slide 24 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik leg jouw sleutel op de tafel.
auf (op) = keuzevoorzetsel
Het gaat hier om een beweging (iets neer leggen). 
Dus Akkusativ (4e naamval.)

Dus: Ich lege deinen Schlüssel auf den Tisch.


Slide 25 - Slide

Vul in.
Stehst du immer so lange vor d.... Spiegel (m)?

Slide 26 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Sta jij altijd zo lang voor de spiegel?
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'Waar?', zich bevinden, dus Dativ (3e naamval)

Dus: Stehst du immer so lange vor dem Spiegel?

Slide 27 - Slide

Vul in.
Ich warte (voor de) Apotheke (v).

Slide 28 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik wacht voor de apotheek.
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'Waar?'. Dus 3e naamval.

Dus: Ich warte (voor de) Apotheke (v).
1de naamval -> die (1)                 der (3).
Antwoord: Ich warte vor der Apotheke (v).


Slide 29 - Slide

Vul in.
Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.

Slide 30 - Open question

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Mijn opa gaat op de bank in het park zitten.
auf (op) = keuzevoorzetsel
'gaan zitten' is een beweging. Dus 4e naamval.

Dus: Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.
1de naamval -> die (1)                 die (4).
Antwoord: Mein Opa setzt sich auf die Bank (v) im Park.


Slide 31 - Slide

An die Arbeit!
Ga aan het werk met opgave 1,2,6,7,8,9 van Lektion 5, Kapitel 5 
Probeer de opgaven zo goed mogelijk door te lezen!
Eerste 10 minuten in stilte, daarna mag je rustig overleggen.
Muziek luisteren= prima. 
Ben je klaar? Steek dan je hand omhoog, ik kom controleren! Ga daarna verder met de woordtrainer van de licentie.
Niet af? = Huiswerk!

Slide 32 - Slide

Voor als je klaar bent
Opdracht: 

Maak in Powerpoint/ Word een fotocollage van jouw droomhuis met de woorden van dit hoofdstuk. Minimaal 7 kamers en 12 voorwerpen.

Voorbeeld:
Das ist mein Wohnzimmer. Hier steht ein Sofa.
(foto)

Hiervoor kan je 0.5 punten op de volgende toets verdienen!

Voor de toets inleveren

Slide 33 - Slide