Lezen hst 3 - Verbanden en signaalwoorden

Goedemorgen!

We gaan deze les aan de slag met lezen (blz. 40/45) van hoofdstuk 2.


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen!

We gaan deze les aan de slag met lezen (blz. 40/45) van hoofdstuk 2.


Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?


- Terugblik 

- Starten met hst. 2 lezen (verbanden en signaalwoorden);

- Korte video bekijken;

- Oefenen op de iPad (Lessonup);

- Oefenen met opdracht.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Lesdoel

Je kunt/weet:

verbanden en signaalwoorden in een tekst herkennen en begrijpen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'vroeger'?
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
redengevend
D
voorwaarde

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'zoals'?
A
oorzaak-gevolg
B
chronologisch (tijd)
C
voorbeeld
D
redengevend

Slide 14 - Quiz

Signaalwoorden geven altijd een tekstverband aan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor een tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 16 - Quiz

Signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens horen bij:
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Chronologisch

Slide 17 - Quiz

De schrijver gebruikt bij het beschrijven van stappen de signaalwoorden eerst, vervolgens, daarna en tenslotte.
Met deze signaalwoorden wordt .. ...... beschreven.
A
de tegenstelling
B
de volgorde

Slide 18 - Quiz

bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere...
Signaalwoorden horen bij:

A
volgorde van tijd
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 19 - Quiz

Deze signaalwoorden horen bij...
toen, dan, vervolgens, eerst, nadat
A
voorbeeld
B
opsomming
C
volgorde van tijd

Slide 20 - Quiz

Signaalwoorden voor een argument zijn:
A
Ten eerste, vervolgens, ook
B
Omdat, daarom, want
C
Maar, echter, immers

Slide 21 - Quiz

Welk verband heeft deze signaalwoorden: dus en kortom
A
Opsomming
B
conclusie
C
Reden
D
tegenstelling

Slide 22 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'ook' en 'bovendien'?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld

Slide 23 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'waarmee' en 'door middel van'?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
doel-middel

Slide 24 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'indien' en 'als...(dan)'?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorwaarde
D
doel-middel

Slide 25 - Quiz

Zelf oefenen

1.  Bekijk de theorie op blz. 40 goed. Ik verwacht van jullie dat je het schema inmiddels kunt dromen. Zo niet, leren!!

2. Maak opdracht 1 en 2 op blz. 41/43


3. Klaar?  Opdracht 3* blz. 44

Slide 26 - Slide

Huiswerk

Huiswerk:

- Opdracht 2 blz. 42/43

Slide 27 - Slide

Evlauatie
Lesdoel:
Ik kan/ weet:  verbanden in een tekst herkennen en begrijpen.

Wat weet je?
Wat gaat goed?
Wat vind je nog lastig?

Slide 28 - Slide