M1 paragraaf 5.9 media en onderzoek

M1 NE paragraaf 5.9
Media en onderzoek 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

M1 NE paragraaf 5.9
Media en onderzoek 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Je weet nog de belangrijkste onderwerpen die in hoofdstuk 1 t/m 4 zijn behandeld;
  2. Je weet het verschil tussen chattaal en schrijftaal;
  3. je weet hoe en wanneer je chattaal gebruikt;
  4. Je kent alle leerdoelen van hst 4 en 5 paragrafen 5, 7 en 8.

Slide 2 - Slide

Week 21
  1. M. paragraaf 5.9  opdracht 2
  2. Alle test jezelfs van hst 4 en 5 paragrafen 5, 7 en 8 op groen.

Slide 3 - Slide

Planning
Les 1: Tweede Pinksterdag
Les 2:  Tweede Pinksterdag
Les 3: herhaling hst 4 en 5 PTD
Les 4: Uitleg en herhaling media en onderzoek + zelfstandig werken - M. opdracht 2 van 5.9 en  Test jezelf hst 4 en 5

Slide 4 - Slide

PTD hst 4 en 5 op  31 mei 

Slide 5 - Slide

De juiste betekenis:
De uitzendkracht kon niet VERKLAREN wat er verkeerd was gegaan.
Wat betekent VERKLAREN?
A
duidelijk maken = uitleggen
B
officieel meedelen

Slide 6 - Quiz

Is het Eurovisie songfestival nationaal of internationaal?
A
nationaal
B
internationaal

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden in de zin:
De kleine, plastic bezoekers met gele hoofdjes staan voor de beroemde Nachtwacht.

Slide 8 - Open question

Welke woordsoort is het?
We hoeven niet NAAR school VANWEGE de vakantie.
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

Welke woordsoort is het?
WE vieren oude en nieuwe uitvindingen.
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Welke woordsoort is het?
Het irritante DING leidde hem teveel af.
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Welk dicteewoord is correct gespeld?
A
kado
B
kadeau
C
cadeau
D
kadoo

Slide 12 - Quiz

Welk dicteewoord is correct gespeld?
A
comentaar
B
kreatief
C
discussie
D
risiko

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van slee?

Slide 14 - Open question

Bij welk woord zoek je de betekenis van het spreekwoord op?
Als er één schaap over de dam is, volgen er meer.
A
schaap
B
dam
C
één
D
meer

Slide 15 - Quiz

Tot welke woordsoort behoren de woorden: u, jullie, hun, ze?
A
zelfstandig naanwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
voorzetsel

Slide 16 - Quiz

Welke woordsoort is het?
Is die fiets van JOU of van iemand anders?
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Welk voltooid deelwoord is correct gespeld?
A
begin
B
begint
C
begon
D
begonnen

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
(ontvoeren) Help, de prinses is ....!

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vorm van de naamwoorden in:
(goed) Een ... vriend.

Slide 20 - Open question

Wanneer is de PTD van hst 4 en 5 woorden, grammatica en spelling?
A
donderdag 27 mei
B
vrijdag 28 mei
C
maandag 31 mei

Slide 21 - Quiz

M1 NE paragraaf 5.9 (2e les)
Media en onderzoek 

Slide 22 - Slide

Leerdoelen
  1. Je weet nog de belangrijkste onderwerpen die in hoofdstuk 1 t/m 4 zijn behandeld;
  2. Je weet het verschil tussen chattaal en schrijftaal;
  3. je weet hoe en wanneer je chattaal gebruikt;
  4. Je kent alle leerdoelen van hst 4 en 5 paragrafen 5, 7 en 8.

Slide 23 - Slide

Week 21
  1. M. paragraaf 5.9  opdracht 2
  2. Alle test jezelfs van hst 4 en 5 paragrafen 5, 7 en 8 op groen.

Slide 24 - Slide

Planning
Les 1: Tweede Pinksterdag
Les 2:  Tweede Pinksterdag
Les 3: herhaling hst 4 en 5 PTD
Les 4: Uitleg en herhaling media en onderzoek + zelfstandig werken - M. opdracht 2 van 5.9 en  Test jezelf hst 4 en 5

Slide 25 - Slide

PTD hst 4 en 5 op  31 mei 

Slide 26 - Slide

Media en onderzoek
1. Informatiebronnen
2. Slim zoeken met Google
3. Betrouwbare informatie online
4. Objectief en subjectief nieuws
5. Nepnieuws
6. Schrijftaal en chattaal

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Wat valt je op aan het taalgebruik in de vorige afbeeldingen?

Slide 31 - Mind map

Slide 32 - Slide

Als je een zakelijke e-mail stuurt gebruik je ...
A
schrijftaal
B
chattaal

Slide 33 - Quiz

Geef voorbeelden van chattaal die jij zelf gebruikt.

Slide 34 - Mind map

Slide 35 - Slide

Maak je zelf veel gebruik van emoji's?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

Waarom gebruik je emoji's?

Slide 37 - Open question

Weektaak
- PTD woorden, grammatica en spelling (maandag 31 mei)!!
- Basis 5.9 opdracht 2
- Test jezelf H4 + H5 op groen (woorden, grammatica en spelling)
- LessonUp taak 3

Slide 38 - Slide