wk 21 Lezen hf 4 ma23 en di 24 mei

Lesopzet

1. Lezen

2. Check huiswerk en theorie

3. Nieuw hf 4: tekstverbanden en signaalwoorden
    Leerdoelen

4. Aan de slag 

5. Evaluatie: wat weet je al?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesopzet

1. Lezen

2. Check huiswerk en theorie

3. Nieuw hf 4: tekstverbanden en signaalwoorden
    Leerdoelen

4. Aan de slag 

5. Evaluatie: wat weet je al?

Slide 1 - Slide

Wat is volgens jou
een 'hoofdgedachte van een tekst'?

Slide 2 - Open question

Hoe schrijf je het onderwerp
van een tekst op?
A
Met slechts één woord
B
Met één of een paar woorden
C
Als een volledige zin
D
Als een werkwoord

Slide 3 - Quiz

Hoe schrijf je de
hoofdgedachte op?
A
Met slechts één woord
B
Met één of een paar woorden
C
Als een volledige zin
D
Als een werkwoord

Slide 4 - Quiz

Welke hoort/horen niet
bij kenmerken van een inleiding?
A
conclusie
B
anekdote
C
samenvatting
D
nieuwsgierig maken

Slide 5 - Quiz

5. Welke hoort/horen niet
bij kenmerken van een slot?
A
samenvattend
B
nieuwe informatie
C
verwijzing naar inleiding
D
conclusie

Slide 6 - Quiz

Verbanden in een tekst herken je vaak aan signaalwoorden.

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden








tekstverband
signaalwoorden
chronologisch
later, voordat, nadat, ...
opsommend
ten eerste, en, ook, bovendien, .....
tegenstellend
maar, toch, echter, hoewel, ......
toelichtend
bijvoorbeeld, zo, neem nou, .....
Zie ook op blz. 108 voor de theorie
of methode online of youtube filmpje

Slide 8 - Slide

JE KENT SIGNAALWOORDEN DIE HOREN BIJ BEPAALDE TEKSTVERBANDEN;
JE KUNT SIGNAALWOORDEN IN EEN TEKST HERKENNEN;
JE KUNT DE BIJBEHORENDE TEKSTVERBANDEN HERKENNEN

DOEN
a. Lees eerst de theorie van hf 4 Lezen op blz. 108 met aandacht door. 
b. Verwerk de theorie in je schrift. Hoe kun je dat doen?
Maak je keuze: Ik maak een woordweb; Ik schrijf een samenvatting; Ik maak vragen met antwoorden enz.

VANDAAG
c. Laat jouw verwerking aan een klasgenoot zien. Hij of zij schrijft er tops en tips bij.
d. Lees de tops.
e. Pas jouw verwerking aan met de tips.

Slide 9 - Slide

Je weet welke signaalwoorden bij welk tekstverband horen.

Je herkent de signaalwoorden in een tekst.

Je herkent de bijbehorende tekstverbanden.

Slide 10 - Slide

Hf 4 Lezen: Tekstverbanden en signaalwoorden
Aan de slag!
Schrijf de antwoorden leesbaar in je schrift.
Huiswerk voor maandag 30 mei
- Maak Startopdracht, opdr.1,2,4 (108/112)
Extra: opdr. 5.
- Kijk je werk na elke opdracht na.

Tips voor het beantwoorden.
- Lees altijd eerst de tekst die erbij staat.
- Formuleer een juist antwoord:
a. Herhaal een stukje van de vraag in je antwoord.
b. Let op spelling (hoofdletters / leestekens).



Slide 11 - Slide

Evaluatie van de leerstof

Slide 12 - Slide

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband

tegenover, toch, echter
zo, als, zoals, neem nou
en, verder, bovendien
nadat, terwijl, om te beginnen

Slide 13 - Drag question

Ik wil graag dat je meehelpt in het huishouden, zo zou je de vaatwasser leeg kunnen ruimen.
Welk signaalwoord zie je?

Slide 14 - Open question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'zo' aan?
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
toelichtend
D
opsommend

Slide 15 - Quiz

Mira is gek op allerlei onderdelen van de Nederlandse taal, bijvoorbeeld spelling.
Welk signaalwoord zie je?

Slide 16 - Open question

Welk verband geeft het signaalwoord 'bijvoorbeeld' aan?
A
chronologisch
B
toelichtend
C
tegenstellend
D
opsommend

Slide 17 - Quiz

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je je kaart en vervolgens kun je inchecken.
Welke signaalwoorden zie je?

Slide 18 - Open question

Welk verband geven de signaalwoorden 'eerst, daarna, en vervolgens' aan?
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
toelichtend
D
opsommend

Slide 19 - Quiz

Vul het ontbrekende signaalwoord in:
De juf Nederlands wil graag naar school, ..... vandaag mag dat nog niet.
A
maar
B
binnenkort
C
bovendien
D
bijvoorbeeld

Slide 20 - Quiz

Welk verband geeft het signaalwoord 'maar' aan?

De juf Nederlands wil graag naar school, maar vandaag mag dat nog niet.
A
opsommend
B
toelichtend
C
chronologisch
D
tegenstellend

Slide 21 - Quiz

Maandag 30 mei huiswerk

Hf 4 LEZEN (tekstverbanden en signaalwoorden)

Leer de theorie.
Maak onderstaande opdrachten en kijk je werk na.

Maak Startopdracht, opdr. 1 en 2.

Maak opdr. 4. Let op:
Schrijf de antwoorden op een A4 blaadje.
Maak alleen vragen 1,3,4 - 5,6,7 - 10 - 13,14,15.
Let op het formuleren van je antwoord:
- herhaal een stukje van de vraag in het antwoord.
- Let op hoofdletters en leestekens.

Succes!

Slide 22 - Slide