3Tl Regelmatige werkwoorden herhaling 3 week 20 en 21
Regelmatige werkwoorden ( les verbes réguliers)
Les 3
Herhalen:
présent (ott)
imparfait (ovt)
Le passé composé (vtt)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Regelmatige werkwoorden ( les verbes réguliers)
Les 3
Herhalen:
présent (ott)
imparfait (ovt)
Le passé composé (vtt)
Slide 1 - Slide
Herhalingsopdracht
Maak de rijtjes op de volgende slides. Eerst 3 rijtjes in de présent, dan drie rijtjes in de imparfait en vervolgens drie rijtjes in de passé composé.
Tot slot krijg je nog tien losse vormen.
Slide 2 - Slide
Uitwerking
Je kunt de rijtjes gewoon in de LessonUp invullen. Als je het fijner vindt om ze op te schrijven in je schrift, mag dit uiteraard ook. Dan moet je wel even een foto sturen.
Slide 3 - Slide
Vervoeg changer ( veranderen) présent
Slide 4 - Open question
Vervoeg choisir (kiezen) présent
Slide 5 - Open question
Vervoeg perdre (verliezen) présent
Slide 6 - Open question
Vervoeg refuser (weigeren) imparfait
Slide 7 - Open question
Vervoeg vendre (verkopen) imparfait
Slide 8 - Open question
Vervoeg réussir ( slagen) imparfait
Slide 9 - Open question
Vervoeg rester (blijven) passé composé
Slide 10 - Open question
Vervoeg avertir (waarschuwen) passé composé
Slide 11 - Open question
Vervoeg retourner (terugkeren) passé composé
Slide 12 - Open question
Vertaal chanter= zingen Ik zing
Slide 13 - Open question
Vertaal mordre = bijten hij bijt
Slide 14 - Open question
Vertaal perdre = verliezen wij
Slide 15 - Open question
Vertaal: demander = vragen jij hebt gevraagd
Slide 16 - Open question
Vertaal vendre=verkopen wij hebben verkocht
Slide 17 - Open question
Vertaal rougir=blozen ik bloos
Slide 18 - Open question
Vertaal: donner = geven wij hebben gegeven
Slide 19 - Open question
Vertaal habiter=wonen u heeft gewoond
Slide 20 - Open question
Vertaal: kiezen=choisir ik koos
Slide 21 - Open question
Vertaal punir=straffen zij straft
Slide 22 - Open question
Vertaal tomber = vallen zij (v) zijn gevallen
Slide 23 - Open question
Vertaal trouver = vinden ik vond
Slide 24 - Open question
Verlaat rougir=blozen zij bloosde
Slide 25 - Open question
Vertaal: (rencontrer - ontmoeten) Wij hebben ontmoet
Slide 26 - Open question
Tip!
Als je nog met veel vragen blijft zitten, vraag het je docent of kijk eens op de vele filmpjes op youtube waar veel verschillende mensen de werkwoorden uitleggen.