Je kunt de 3 typen bloedvaten opschrijven en herkennen
Je kunt minimaal 3 eigenschappen noemen van elk type bloedvat
Je kunt alle bloedvaten van afbeelding 3 benoemen.
Je kunt uitleggen wat het nut van de poortader is
Je kunt grote en kleine bloedsomloop onderscheiden
Huiswerk T3 B1
Opdr. 1 t/m 8, 5k
OF uitdaging
Opdr. 4 t/m 10, 5k
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
B2 De bloedomsloop
Jas uit
Spullen op tafel
Laptop/Leerwerkboek
Schrift
Tas van tafel
Lees blz. 193 t/m 198
timer
4:00
Kennen/Kunnen
Je kunt de 3 typen bloedvaten opschrijven en herkennen
Je kunt minimaal 3 eigenschappen noemen van elk type bloedvat
Je kunt alle bloedvaten van afbeelding 3 benoemen.
Je kunt uitleggen wat het nut van de poortader is
Je kunt grote en kleine bloedsomloop onderscheiden
Huiswerk T3 B1
Opdr. 1 t/m 8, 5k
OF uitdaging
Opdr. 4 t/m 10, 5k
Slide 1 - Slide
Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf
Slide 2 - Slide
Bloed bestaat uit vloeibare en vaste bestanddelen. Hoeveel verschillende vaste onderdelen zitten er in bloed?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 3 - Quiz
De stof Hemoglobine helpt bij ..
A
Bloedstollen
B
Zuurstof vervoeren
C
Ziekten bestrijden
D
Afval vervoeren
Slide 4 - Quiz
Sommige bloedonderdelen hebben geen celkern.
Welke bloedonderdelen kunnen dit zijn?
A
Witte en Rode bloedcellen
B
Rode bloedcellen en bloedplasma
C
Witte -, rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
Rode bloedcellen, bloedplasma en bloedplaatjes
Slide 5 - Quiz
Denken-Delen-Uitwisselen
Denken: Werk zelfstandig de opdracht uit.
Bekijk de afbeelding, maak een tabel waarin je de verschillen opschrijft die je ziet tussen de 3 bloedvaten: slagader, haarvat en ader.
Delen: Vergelijk je uitwerking met je buur, vul aan en verbeter.
Uitwisselen: Klassikaalbespreken.
timer
2:00
timer
4:00
Slide 6 - Slide
Lees in je boek Blz 193, 196 en 197 over bloedvaten
Neem de tabel over en vul hem aan met zoveel mogelijk eigenschappen van elk bloedvat.
timer
8:00
Slide 7 - Slide
Slagader
Haarvat
Ader
hoge bloeddruk
(erg) lage bloeddruk
lage bloeddruk
dikke, gespierde, elastische wand
erg dunne wanden, 1 cellaag dik
dunne, minder elastische wanden, met kleppen
stroomt naar organen toe
stroomt in/door organen
stroomt van organen af
stroomt van hart af
stroomt naar hart toe
meestal O2-rijk bloed, behalve longslagader
O2, CO2 en andere stoffen, worden uitgewisseld met omliggende weefsels
meestal O2-arm bloed, behalve longader
meestal dieper in het lichaam
openingen tussen de cellen (van de wand) maken uitwisseling mogelijk
meestal dichter bij de huid
Slide 8 - Slide
ader
ader
slagader
ader
ader
slagader
ader
slagader
slagader
Slide 9 - Drag question
Longen
Orgaan
Kleine bloedsomloop
Hart > Longen > Hart
O2 opnemen uit de longen
CO2 afgeven aan de longen
Grote bloedsomloop
Hart > Orgaan > Hart
Bloed komt bij alle andere organen via de grote bloedsomloop
Bloed stroomt naar 1 orgaan en gaat weer terug
O2 afgeven aan organen
CO2 opnemen van organen
Dubbele bloedsomloop
Per complete ronde stroomt bloed 2x door het hart
Bestaat uit de kleine en grote bloedsomloop
Hart
Rode bloedcellen geven CO2 af in haarvaten van de longen.
Via de longblaasjes gaat de CO2 de lucht in.
O2 uit de lucht gaat in de longblaasjes de haarvaten in en wordt zo door de rode bloedcellen opgenomen en meegenomen
Rode bloedcellen geven O2 af in haarvaten van het orgaan.
O2 dwordt in de cellen gebruikt voor verbranding en verandert daardoor in CO2.
Deze CO2 wordt door de cellen afgegeven aan het bloed
Het hart pompt bloed door het lichaam. Het bestaat uit twee helften zodat O2 rijk en arm bloed niet wordt vermengd.
In Basisstof 3 leer je meer over het hart
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
06:55-07:20
Kleine Bloedsomloop
Slide 12 - Slide
07:22-07:28
Grote Bloedsomloop
Slide 13 - Slide
Bloedvaten benoemen
Is het een slagader of ader?
Naar of van welk orgaan stroomt het bloed?
Naam bloedvat = orgaan + (slag)ader
4 uitzonderingen
Bovenste/Onderste holle ader = Aders aan het hart in de grote bloedsomloop
Aorta = Slagader aan het hart in de grote bloedsomloop
Poortader = Ader tussen darmen en lever
Slide 14 - Slide
bovenste holle ader
onderste holle ader
aorta
poortader
Longader
Longslagader
leverader
leverslagader
darmslagader
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Slide
De poortader
De Poortader is een ader die tussen twee organen stroomt. Van de darmen naar de lever.
Andere aders in het lichaam stromen altijd van een orgaan naar het hart
Het bloed wat bij de darmen wegstroomt bevat allerlei stoffen die zijn opgenomen uit het voedsel. Deze stoffen worden eerst gecontroleerd door de lever, voordat ze het lichaam verder in kunnen stromen.
Slide 17 - Slide
Enkele bloedomloop
Slide 18 - Slide
Ga aan de slag met: T3 B2
Blz. 193 t/m 204
Opdr. 1 t/m 10
OF uitdaging
Opdr. 2, 6 t/m 12
Klaar met het bovenstaande?
Verder werken/lezen
Samenvatten
Ander huiswerk
Boek lezen
Zs = Werken in stilte
Geen vinger opsteken
Aan het werk
Stil en stoor niemand
Blijf op je plek
timer
6:00
Slide 19 - Slide
Ga aan de slag met: T3 B2
Blz. 193 t/m 204
Opdr. 1 t/m 10
OF uitdaging
Opdr. 2, 6 t/m 12
Klaar met het bovenstaande?
Verder werken/lezen
Samenvatten
Ander huiswerk
Boek lezen
Zf = Werken met fluisteren
Geen vinger opsteken
De docent komt langs
Aan het werk
Fluister alleen met de persoon naast je
Blijf op je plek
Slide 20 - Slide
Afsluiting
Je kunt de 3 typen bloedvaten opschrijven en herkennen
Je kunt minimaal 3 eigenschappen noemen van elk type bloedvat
Je kunt alle bloedvaten van afbeelding 26 en 27 benoemen.