5.4. Grammatica

Wat gaan we doen vandaag?
Korte terugblik fictie opdracht.
Grammatica 5.4 blz 194.

1 / 14
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
Korte terugblik fictie opdracht.
Grammatica 5.4 blz 194.

Slide 1 - Slide

Doelen
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, werkwoorden en voorzetsels zijn.

Slide 2 - Slide

5.4. Grammatica

Slide 3 - Slide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
werken
B
lezen
C
mensen
D
mooie

Slide 4 - Quiz

Welke woordsoorten ken je al?

Slide 5 - Mind map

Noem de lidwoorden

Slide 6 - Open question

Dus je moet al kennen...

1. Zelfstandig naamwoorden: woorden voor mensen, dieren, planten en dingen.


2. Bijvoeglijk naamwoorden: woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.


3. Werkwoorden: doe-woorden.

Slide 7 - Slide

Opdracht 3
Opdracht 3: blz 194 maak je zelfstandig in Google documenten.

Slide 8 - Slide

Opdracht 4 
Opdracht 4:  maken we samen, mondeling.

Slide 9 - Slide

Gisteren ging ik naar de spannende film, in de mooie bioscoop van Hoogeveen.
lw:
zn:
bn:
ww:

Slide 10 - Slide

Ik had vorige week een spannende wedstrijd, het was moeilijk fietsen op de gladde wegen. Wat zijn de bn?
A
vorige week
B
moeilijk, fietsen
C
wedstrijd, wegen
D
spannende, gladde

Slide 11 - Quiz

Daar komt nu bij... VOORZETSELS

Een voorzetsel (vz) is meestal een klein woordje. Je kent het misschien al als 'kastwoordje'. Voorzetsels zijn bijvoorbeeld: na, tijdens, vanwege, door, van, voor.


Voor het vinden kun je het ezelsbruggetje de kast of de vakantie gebruiken. Een voorzetsel kun je altijd vóór deze woorden zetten:

- op de kast, achter de kast, naast de kast.

- in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie.

Slide 12 - Slide

Schrijf een voorzetsel op.

Slide 13 - Mind map

Opdracht 6 en 7:
Opdracht 6: b, c (samen)
Opdracht 7: ZW (Google documenten)

Slide 14 - Slide