YH5-TH1-BS1+2

stofwisseling & enzymen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

stofwisseling & enzymen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welk molecuul staat centraal tijdens de stofwisseling
A
eiwit
B
glucose
C
vet
D
DNA

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

wanneer een cel zelf glucose maakt is de cel aan het..........?
A
voortgezet assimileren
B
dissimileren
C
minimaliseren
D
koolstofassimileren

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

   plantaardige cel           vs           dierlijke cel
Wat zijn de verschillen?

Slide 4 - Slide

Kunnen beide cellen dissimileren? Aan de hand van welk organel in de cel kan je dit weten?

Kunnen beide assimileren? Aan de hand van welk organel kan je dit weten?

Kunnen beide aan voortgezette assimilatie doen? Anders was alles van suiker gemaakt.
Bepaalt wat er in en uit de cel mag
vloeistof met veel opgeloste stoffen waar alle organellen in zitten
bevat chlorofyl en vindt fotosynthese plaats 
Waar ATP geproduceerd wordt
Bevat alle informatie voor de cel
gemaakt van cellulose en versterkt de cel
waar eiwitten worden geproduceerd
ruimte in de cel gevuld met waterige substansie
celmembraan
chloroplast
mitochondriën
ribosoom/RER
kern
vacuole
cytoplasma
celwand

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Leerdoelen
Je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven.
Je kunt invloed van omgevingsfactoren op de enzymactiviteit beschrijven. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

begrippen bs 2
enzym
actief centrum
substraat
producten
enzymactiviteit
pH (zuurgraad)
activeringsenergie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

stofwisselingsreacties

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

wat zijn enzymen?
eiwitmoleculen (denk aan hoofdstuk DNA)
organische reactieversnellers --> biokatalysatoren
specifiek
gevoelig (temperatuur en pH)
worden niet verbruikt!!

namen eindigen op -ase!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

sleutel-slot principe

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

naam zegt iets over het substraat

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
  • pH

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur 
      -> te laag = moleculen bewegen langzamer 
      -> te hoog = moleculen bewegen te snel en gaan     
          denatureren
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
  • pH

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

denatureren van eiwitten

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Invloed van temperatuur op werking enzym

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
      -> te weinig substraat? enzym kan deze niet vinden en werkt minder
     -> genoeg enzym? anders loop reactie alsnog traag
     -> product kan soms remmend werken
  • pH

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

enzymactiviteit
factoren die de enzym activiteit beïnvloeden:
  • temperatuur 
  • concentratie (hoeveelheid) enzym, substraat en product
  • pH
      -> beïnvloed o.a. 3D structuur van zowel enzym als substraat
substraat - enzym verbinding past mogelijk niet meer als structuur veranderd

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

bij welke processen werken enzymen?  

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

bij welke processen werken enzymen?  
Bij elke stofwisselingsreactie in de cel:
- DNA-replicatie -> DNA-polymerase
- vertering van voedsel ->  vetten : lipase
                                      ->  koolhydraten -> amylose: amylase 
enz 

zie BINAS... 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Enzymen worden tijdens de reactie verbruikt
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welke eigenschap hoort niet bij een enzym?
A
Het is een eiwit
B
Het wordt verbruikt
C
het is reactie-specifiek
D
het is gevoelig voor temperatuur en zuurgraad

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Leg uit waarom hoge koorts (hoger dan 41 *C) zeer gevaarlijk is voor cellen.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Lipase is een enzym. Wat is het substraat bij dit enzym?
A
lipiden = vetten
B
amylose = zetmeel
C
DNA
D
cellulose = houtstof

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
D
Het optimum temperatuur ligt bij R.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat is waar over enzymen?
A
Enzymen zijn niet afhankelijk van de zuurgraad
B
Enzymen zijn afhankelijk van de temperatuur
C
Enzymen zijn niet specifiek
D
Enzymen moet je eten

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 38 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

In de afb. zie je de werking van twee enzymen. Als je onderzoek wilt doen naar de werking van enzymen bij 40 graden, welk van de twee enzymen kan je dan het beste gebruiken?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Beide zijn goed
D
Geen van beide

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

huiswerk bs 2
lees bs 3
maak opdracht 11 t/m 19

Slide 35 - Slide

This item has no instructions