Je weet nog hoe je een punt, vraagteken, komma en uitroepteken gebruikt.(1.8)
Je weet hoe je een dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt. (1.8)
Je kunt de dicteewoorden, die je geleerd hebt, goed spellen. (1.8)
Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden. (2.8)
Je oefent met de PV in de verleden tijd. (2.8)
Je weet hoe je de volgende les kunt voorbereiden.
Al jouw vragen zijn gesteld én beantwoord.