Les 3: Engelse werkwoorden

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


Wat is de stam van het werkwoord: 'stressen'?
A
stress
B
stres

Slide 5 - Quiz


Wat is de stam van het werkwoord: 'promoten'?
A
promote
B
promoot

Slide 6 - Quiz


Wat is de stam van het werkwoord: 'dealen'?
A
deale
B
deal

Slide 7 - Quiz


Wat is de stam van het werkwoord: 'bingoën'?
A
bingo
B
bingoë

Slide 8 - Quiz


Wat is de stam van het werkwoord: 'appen'?
A
ap
B
app

Slide 9 - Quiz


Wat is de stam van het werkwoord: 'speechen'?
A
speech
B
speeche

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


Welk werkwoord is fout gespeld? 
A
hij googelt
B
hij barbecuët
C
hij piercet
D
hij download

Slide 14 - Quiz


Welk werkwoord is fout gespeld? 
A
zij managet
B
zij savet
C
zij crashet
D
zij cancelt

Slide 15 - Quiz


Welk werkwoord is fout gespeld? 
A
hij racete
B
hij datete
C
hij snookerde
D
hij smilde

Slide 16 - Quiz


Welk werkwoord is fout gespeld? 
A
zij coachde
B
zij hockeyde
C
zij streste
D
zij skeelerde

Slide 17 - Quiz


Welk werkwoord is fout gespeld? 
A
getaped
B
geinterviewd
C
getimed
D
geluncht

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide