Welke bewering is NIET waar?
A) Het woord 'haar' kan zowel een zefstandig naamwoord, bezittelijk voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord zijn.
B) Ik benoem de peroonsvorm twee keer: als persoonsvorm en als onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
C) Soms begint het lijdend voorwerp met een voorzetsel.
Benoem van onderstreepte woorden de juiste woordsoort. Kies uit: olw, blw, bn, zn, hww, zww, pers. vnw en bezit. vnw.
Toen mijn moeder en haar vader elkaar ontmoetten op het schoolplein, waren zij op slag verliefd.