Herhaling H2 2kg

Herhaling H2 2kg
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling H2 2kg

Slide 1 - Slide

2.3 lezen
onderwerp
tekstdoelen
inleiding, kern en slot
signaalwoorden en tekstverbanden
verwijswoorden

Slide 2 - Slide

Wat staat er in het slot van een tekst?
A
nieuwe informatie
B
een samenvatting
C
De vraag
D
het onderwerp

Slide 3 - Quiz

signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 4 - Slide

Ik vind teamsporten leuk, bijvoorbeeld basketbal en voetbal.
Wat is het tekstverband
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde

Slide 5 - Quiz

Siep en Kim lopen door het bos. Zij zien daar een eekhoorn.
Naar wie/wat verwijst zij?
A
Zij
B
Eekhoorn
C
Wij
D
Siep en Kim

Slide 6 - Quiz

2.5 woorden
Woordenlijst
achtervoegsels


Slide 7 - Slide

Wat is het achtervoegsel van het woord waardeloos?
A
Waarde
B
loos

Slide 8 - Quiz

Wat is het achtervoegsel van zangeres?
A
za
B
ng
C
er
D
es

Slide 9 - Quiz

Wat betekent aanhoudend?
A
iemand arresteren
B
zonder onderbreken
C
iets graag willen
D
Met een negatieve houding

Slide 10 - Quiz

2.7 grammatica
woordsoorten
hoofdtelwoord en rangtelwoord
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Slide 11 - Slide

Ik heb haar in de stad gezien.

Wat is haar?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

Dat is haar tas.

Wat is haar?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

Dat is al de derde keer!

Wat is derde?
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 14 - Quiz

Het zijn heel veel toetsen!

Wat is veel?
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 15 - Quiz

Ik zou graag gitaar willen spelen.

Wat is het zelfstandige werkwoord?
A
zou
B
graag
C
willen
D
spelen

Slide 16 - Quiz

2.8 spelling
werkwoordspelling verleden tijd
meervoud ieën/eeën
dictee 

Slide 17 - Slide

Gisteren (branden)... de kaarsen erg fel!
A
brandt
B
brande
C
brandden
D
brandde

Slide 18 - Quiz

V.T
Waarom (geloven)..... je mij niet?
A
gelooft
B
geloofde
C
geloovte
D
geloofdde

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van fantasie?
A
fantasieen
B
fantasien
C
fantasieën
D
fantasiën

Slide 20 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van cola?

A
colaatje
B
colatje
C
colaätje
D
colaátje

Slide 21 - Quiz