LES 33: werkwoordelijk gezegde

Welkom 
Pak je leesboek en ga stillezen 

Je werkt niet aan je boekopdracht 
timer
10:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 
Pak je leesboek en ga stillezen 

Je werkt niet aan je boekopdracht 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Regels doornemen 
Samenvatting maken les 30
Uitleg werkwoordelijk gezegde les 33
Opdrachten maken les 33  

Slide 2 - Slide

Regels in de klas
  • Je bent stil als ik praat
  • Je bent stil als ik zeg dat je stil moet zijn 
  • Heb je een vraag? Steek je vinger op. Krijg je de beurt, dan kan je je vraag stellen. 
  • Je bent aardig en respectvol naar elkaar
  • Je hebt je spullen op orde 

Slide 3 - Slide

Aan de slag: (opdracht 9 les 31)
Maak een samenvatting van les 30 (de theorie, het blauwe stuk dus!) in je eigen woorden. Schrijf die op in je schrift. 


timer
7:00

Slide 4 - Slide

Nakijken samenvatting
Deze onderdelen moeten in je samenvatting zitten:
1. titel van de les: hoofd- en bijzaken
2. Het onderwerp van de tekst is waar de tekst over gaat.
3. Hoofdzaken: belangrijke dingen uit een tekst
Je vindt ze vaak in inleiding, slot, tussenkopjes, kernzinnen en titels.
4. Bijzaken: minder belangrijke dingen uit een tekst 
Vaak zijn het voorbeelden of toelichtingen. Je kan ze weglaten en nog steeds weten waar de tekst over gaat. 

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
  • Alle werkwoorden in de zin: die noem je gezamenlijk het werkwoordelijk gezegde 
  • Dat is dus de persoonsvorm + alle andere werkwoorden 

Slide 6 - Slide

Jan heeft gisteren een cadeau gekocht voor zijn vrouw

Slide 7 - Slide

Jan heeft gisteren een cadeau gekocht voor zijn vrouw
Werkwoordelijk gezegde is: heeft gekocht 

Slide 8 - Slide

Je hoeft hem niet uit te nodigen
Werkwoordelijk gezegde is: hoeft uit te nodigen

 
let dus op bij werkwoorden die je kunt scheiden. Die horen bij het wg. 
Denk aan opbellen (hij belde mij nog laat op)

Slide 9 - Slide

Hij is nog aan het fietsen
Werkwoordelijk gezegde is: is aan het fietsen

 
aan het en te horen ook bij het wg! 

Slide 10 - Slide

Zij gaat uit haar dak
Werkwoordelijk gezegde is: gaat uit haar dak 

 
Uit je dak gaan is een vaste uitdrukking. Dat wordt ook in zijn geheel het werkwoordelijk gezegde. 

Slide 11 - Slide

Aan de slag: les 33
Maak opdracht 1 t/m 7.
Klaar? Dan kijk je je antwoorden na. 



Slide 12 - Slide

Maak 3 zinnen met het werkwoord 'voetballen'

In iedere zin heeft het werkwoord een andere vorm:
1. persoonsvorm
2. voltooid deelwoord
3. heel werkwoord (infinitief) 

Onderstreep daarna in iedere zin het werkwoordelijk gezegde
Je hebt 5 minuten. 


Slide 13 - Slide

Les 32: fictietekst 
We lezen de tekst gezamenlijk. 

Daarna krijg je de keuze. Of je gaat zelfstandig aan de slag met de opdrachten. Dan werk je op fluisterniveau. 

Of je maakt samen met mij de opdrachten. 

Je maakt alle opgaven! 

Klaar met de opdrachten? Ga dan naar de online methode en maak de drillsteroefeningen van les 33: werkwoordelijk gezegde. 

Slide 14 - Slide