Spelling P1 - hoofdletters en leestekens (Bt1a Kern)

Vandaag:
1. terugkijken op het huiswerk
2. Uileg leestekens
3. maken van opdrachten
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag:
1. terugkijken op het huiswerk
2. Uileg leestekens
3. maken van opdrachten

Slide 1 - Slide

Een nieuwe les
Vandaag gaan we bezig met spelling. Na het doorwerken van deze LessonUp ga je opdrachten uit je boek maken.

Slide 2 - Slide

Spelling (Kern)

Lesdoelen:

Je leert wanneer je een hoofdletter moet schrijven;

Je leert wanneer je een punt gebruikt;

Je leert wanneer je een uitroepteken gebruikt;

Je leert wanneer je een vraagteken gebruikt;

Je leert wanneer je aanhalingstekens gebruikt;

Je leert wanneer je een komma gebruikt;

Je leert wanneer je een dubbele punt gebruikt;


Slide 3 - Slide

Leestekens

Slide 4 - Slide

Welke leestekens
ken je al?

Slide 5 - Mind map

Waarom gebruiken we eigenlijk hoofdletters en leestekens?

Slide 6 - Open question

Leestekens - de punt

Een punt gebruik je onder andere bij gewone zinnen (een mededelende zin).


De winter begint op 21 december. 

Het meisje rent door het bos.

Slide 7 - Slide

Leestekens - vraagteken

Plaats na een vragende zin een vraagteken.


Doe jij de deur even open?
Wil je ook wat drinken?
Hoe laat ben je vandaag vrij?


Let op! Hij vroeg of ik op zijn feestje kwam. <- punt

Slide 8 - Slide

Leestekens - uitroepteken

Een uitroepteken gebruik je onder andere na een uitroepen na een bevel.


Te gek! We gaan op vakantie naar Thailand! (uitroep)

Houd nog toch eens een keertje je mond! (bevel)

Let op! (bevel)

Slide 9 - Slide

komma ,

  • Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
  • Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
  • Bij een opsomming plaats je komma's.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Leestekens - dubbele punt
De dubbele punt gebruik je voor een opsomming én als iemand iets zegt:

Ik heb drie broertjes: Jan, Piet en Klaas. (opsomming)
Hij zei: 'Ik voel me prima.' (iemand zegt iets)

Als iemand iets zegt, gebruik je ook aanhalingstekens.

Slide 12 - Slide

Anna zei: 'Ik moet gaan.'
Citeren
  • Zet voor het citaat een dubbele punt.
  • Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.
  • Zet het citaat tussen aanhalingstekens.

Slide 13 - Slide

Citeren maar!
Hij zei Ik vind de taart echt heerlijk.

Slide 14 - Open question

Toepassen van de theorie
Geef antwoord op de vragen die hierna komen.

Slide 15 - Slide

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Stop daar onmiddellijk mee.
B
Stop daar onmiddellijk mee?
C
Stop daar onmiddellijk mee!

Slide 16 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Hoe laat wil je eten.
B
Hoe laat wil je eten?
C
Hoe laat wil je eten!

Slide 17 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Weet jij waar mijn bal is.
B
Weet jij waar mijn bal is?
C
Weet jij waar mijn bal is!

Slide 18 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Volgende week heb ik een wedstrijd.
B
Volgende week heb ik een wedstrijd?
C
Volgende week heb ik een wedstrijd!

Slide 19 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Kijk uit. Een auto.
B
Kijk uit! een auto.
C
Kijk uit. een auto!

Slide 20 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Kom binnen, Marieke.
B
Kom binnen Marieke
C
Kom binnen Marieke.
D
Kom binnen, Marieke

Slide 21 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Hé weet jij hoe laat het is?
B
Hé, weet jij hoe laat het is?
C
Hé weet jij hoe laat het is.
D
He, weet jij hoe laat het is.

Slide 22 - Quiz

In welke zin staat de komma / staan de komma's op de juiste plek?
A
Ik ben te laat omdat, ik me verslapen heb.
B
Ik lust graag ijs, chocola, chips, en taart.
C
Als ik tennis, voetbalt mijn broertje.
D
Peter wil jij de afwas doen?

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste leestekens in op de juiste plaats.
De leerling zegt            Dit is een leuke les
'
'
,
!
:
.

Slide 24 - Drag question

Komma
A
Janneke, het leukste meisje uit de klas, heeft de griep.
B
Janneke het leukste meisje uit de klas, heeft de griep.
C
Janneke, het leukste meisje uit de klas heeft de griep.

Slide 25 - Quiz

blogger 'maakt punt' en verwijdert alle woorden uit beroemde romans

letten lezers van romans (a) kranten en blogs te veel op woorden (b) blogger adam j (c) calhoun vindt van wel (d) op zijn blog zet hij uiteen waarom die fixatie met woorden onterecht is (e) het zorgt er volgens cahoun namelijk voor dat we over het hoofd zien wat onze woorden en zinnen in goede banen leidt (f) interpunctie (g) hij illustreerde dit aan de hand van negen van zijn favoriete boeken (h) alle uit het engelse taalgebied (i) doordat hij alle woorden schrapte (j) bleef slecht de interpunctie van de verhalen over (k) die interpunctie zette hij in een diagram (l) uit een screenshot uit zijn artikel blijkt welke schrijvers een voorkeur hebben voor de puntkomma (m) welke voor de apostrof en welke voor de leestekens (n)
Plaats de letters uit de tekst bij het juiste leesteken. 
punt
komma
dubbele punt
vraagteken
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
m
n

Slide 26 - Drag question

Vul de zin met het juiste leesteken aan. Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma.
- Mijn vader moppert altijd als ik te laat ben […] maar nu moet ik op hem wachten!
A
komma
B
dubbele punt
C
puntkomma

Slide 27 - Quiz

komma
A
Ik hou van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes.
B
Ik hou van chocolade dropjes spekjes en koekjes.
C
Ik hou van chocolade , dropjes, spekjes, en koekjes.
D
Ik hou van chocolade , dropjes spekjes en koekjes.

Slide 28 - Quiz

Leesteken of niet?
A
Zoey, wil jij je melk opdrinken?
B
Zoey wil jij je melk opdrinken?

Slide 29 - Quiz

Schrijf onderstaande regel foutloos:
de docent zei als huiswerk maken jullie twee opdrachten

Slide 30 - Open question

Schrijf onderstaande regel foutloos:
merel wil jij vanavond op sam passen als wij naar de familie van vliet gaan vroeg vader

Slide 31 - Open question

Heb je de lesdoelen behaald?
A
Ja, ik heb alle doelen behaald.
B
Nee, ik heb nog niet alle lesdoelen behaald.
C
Nee, ik heb geen enkel lesdoel behaald.

Slide 32 - Quiz

Evaluatie van de les

Heb je de lesdoelen behaald?

Je leert wanneer je een hoofdletter moet schrijven; 

Je leert wanneer je een punt gebruikt; 

Je leert wanneer je een uitroepteken gebruikt; 

Je leert wanneer je een vraagteken gebruikt; 

Je leert wanneer je een komma gebruikt; 

Je leert wanneer je een dubbele punt gebruikt; 

Je leert wanneer je aanhalingstekens gebruikt.

Slide 33 - Slide

Aan de slag!
Maak oefening 1 t/m 7 vanaf blz. 122.

Slide 34 - Slide