Talent 3.7 Grammatica zinsontleden

Explanation
  1. Persoonsvorm:  time check / number check
  2. Werkwoordelijk gezegde: pv + all other verbs
  3. Onderwerp: Who / what + werkwoordelijk gezegde
  4. Lijdend voorwerp: who / what + werkwoordelijk gezegde + onderwerp


Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Explanation
  1. Persoonsvorm:  time check / number check
  2. Werkwoordelijk gezegde: pv + all other verbs
  3. Onderwerp: Who / what + werkwoordelijk gezegde
  4. Lijdend voorwerp: who / what + werkwoordelijk gezegde + onderwerp


Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 1 - Slide

Uitleg
  1. Persoonsvorm:  time check / number check

Deze jongen houdt van patat met mayonaise!
You can find the ''persoonsvorm'' by putting the sentence in a different tense:

Deze jongen hield van patat met mayonaise!
Houdt changes in hield; houdt is the persoonsvorm!


Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 2 - Slide

Explanation
  1. Werkwoordelijk gezegde: pv + all other verbs
Deze jongen heeft altijd erg van patat met mayonaise gehouden!

First, look for the PV again by means of the time check: deze jongen had altijd erg van patat met mayonaise gehouden.
heeft/had: 'heeft' is the ''persoonsvorm''.
But there are more verbs in this sentence: gehouden.
'Heeft gehouden' is the ''werkwoordelijk gezegde''


Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 3 - Slide

Explanation
  1. Onderwerp: Who / what + werkwoordelijk gezegde                        
Deze jongen heeft erg vaak patat met mayonaise gegeten.
PV; heeft 
WWG: heeft gegeten
Question: wie/wat heeft gegeten? Deze jongen heeft gegeten.
Onderwerp: Deze jongen


Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 4 - Slide

Explanation
  1. Lijdend voorwerp: wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Deze jongen heeft altijd patat met mayonaise gegeten.
PV: heeft 
WWG: heeft gegeten
Onderwerp: deze jongen

Who or what heeft deze jongen gegeten?
Lijdend voorwerp: patat met mayonaise

Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 5 - Slide

Explanation
  1. Lijdend voorwerp: who / what + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
The lijdend voorwerp occurs in sentences with verbs that you can put 'something' or 'someone' in front of:
Make something/ congratulate someone/ get something/ look for someone

Tip: the lijdend voorwerp never starts with a preposition!
Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden. 
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Slide 6 - Slide

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


What is the persoonvorm?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 7 - Quiz

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Who or what is onderwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 8 - Quiz

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

What is lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Waar wil je nog uitleg over?

Slide 11 - Open question

Aan de slag
Paragraaf 3.7
opdracht 1, 4, 5, 8, 10, 11, 13,14,15, 17, 18 19, Klaar?
test jezelf!

Slide 12 - Slide