Oefenen met hst 2 par 1 en 2

Hst 2 par 1 en 2



Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 52 min

Items in this lesson

Hst 2 par 1 en 2



Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)

Slide 1 - Slide

De industriele revolutie begon in Engeland omdat
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 2 - Quiz

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 3 - Quiz

Wat is de eerste sociale wet als gevolg van de sociale kwestie?
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Ongevallenwet
C
Woningwet
D
Vrijheid van vergaderingwet

Slide 4 - Quiz

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 5 - Quiz

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 6 - Quiz

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
sociale kwestie
C
confessionalisme
D
socialisme

Slide 7 - Quiz

Wat is modern imperialisme?
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 8 - Quiz


Welk begrip wordt bedoeld?
A
verstedelijking
B
nationalisme
C
industrialisatie
D
modern imperialisme

Slide 9 - Quiz


Welk begrip wordt bedoeld?
A
infrastructuur
B
nationalisme
C
liberalisme
D
modern imperialisme

Slide 10 - Quiz

Hoe heet streven naar koloniën om de industrie te ondersteunen?
A
Kolonialisme
B
Modern Kolonialisme
C
Imperialisme
D
Modern Imperialisme

Slide 11 - Quiz

Noem 2 groepen die aan het einde van de 19de eeuw opkwamen voor de emancipatie van groepen burgers? (2p)

Slide 12 - Open question

welke politieke stroming komt op voor de rechten van arbeiders?
A
socialisme
B
liberalisme
C
confessionelen
D
nationaal-socialisme

Slide 13 - Quiz

Wat is modern imperialisme?
A
De Europese inspanningen om ervoor te zorgen dat de bevolking van de koloniën welvarend zou worden.
B
De Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden.
C
De Europese ontdekkingsreizen in de zeventiende eeuw, met als doel de relatie tussen Europa en Azië te verbeteren.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 14 - Quiz

Welk woord wordt bedoeld?
trots op je eigen land – vlag – volkslied

Slide 15 - Open question

Het communisme wil...
A
Een sterke leider, aan wie iedereen gehoorzaam is.
B
Gelijke verdeling van bezit en macht.
C
Democratie
D
De mogelijkheid om winst te maken en rijk te worden

Slide 16 - Quiz




Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
A
Liberalen zijn voorstander van economische vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.
B
Liberalen willen een belangrijke rol voor de overheid in de economie om te zorgen voor meer gelijkheid.
C
Individuele vrijheid is belangrijk, mensen mogen dus zelf weten welke cultuur zij naleven.
D
Linkse liberalen willen meer invloed voor burger maar rechtse liberalen niet.

Slide 17 - Quiz

wat is een vakbond?
A
een groep arbeiders die durven te demonstreren tegen fabriek directeuren
B
een vereniging die opkomt voor de belangen van arbeiders
C
een kunststroming die arbeiders schildert
D
een organisatie die opkomt voor de belangen van de boeren aan het begin van de 19e eeuw

Slide 18 - Quiz


Wat betekent het begrip 'Feminisme'
A
Het streven naar ongelijke rechten voor vrouwen en mannen
B
Het streven naar gelijke rechten alleen vrouwen
C
Het streven naar gelijke rechten voor vrouwen en mannen
D
Het streven naar gelijke rechten voor mannen

Slide 19 - Quiz

Is de tekenaar een voor- of tegenstander van het feminisme?
A
Voorstander
B
Tegenstander

Slide 20 - Quiz