2.3, 2.4 en 2.5 CH

Startopdracht
Schrijf op je wisbordje of schrift:

- Noem 3 redenen waarom het goed is om door je neus in te ademen
- Geef de functie van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes

Klaar? Lees 2.3 en 2.4
timer
5:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Startopdracht
Schrijf op je wisbordje of schrift:

- Noem 3 redenen waarom het goed is om door je neus in te ademen
- Geef de functie van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes

Klaar? Lees 2.3 en 2.4
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Inhoud van de les

  • Startopdracht bespreken
  • Herhaling 2.1 en 2.2

  • Leerdoelen en uitleg 2.3 en 2.4
  • Aan de slag!
  • Samen afsluiten

Slide 2 - Slide

Start thema 2: 
Bloedsomloop en ademhaling

                     2.1. Ademhaling
                     2.2. Samenstelling bloed
                     2.3. Bloedvaten
                     2.4. Bloedsomloop
                     2.5. Nieren
                     2.6. Het immuunsysteem

Slide 3 - Slide

Ademhalingsstelsel
De routine die lucht afneemt bij het ademhalen

Slide 4 - Slide

Ademen door de neus

Slide 5 - Slide

Huig en strotklepje

Slide 6 - Slide

Gaswisseling in longblaasjes
Gassen: zuurstof en koolstofdioxide 

Zuurstof uit de lucht wordt 
opgenomen in het bloed

Verbranding

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Individueel lezen 2.3 en 2.4
Ga naar pagina X in je tekstboek




Regels:
- je leest zelfstandig de tekst
- je bent stil, ook als je klaar bent met lezen
timer
10:00

Slide 9 - Slide

2.3 Bloedvaten

Slide 10 - Slide

2.3 Bloedvaten
Organen die bloed en allerlei stoffen door het lichaam vervoeren
  • Slagaders
  • Aders
  • Haarvaten

Alle bloedvaten samen: 100 000 km

Slide 11 - Slide

Blauw en rood?
In het echt is bloed altijd rood

Blauw = aders (zuurstofarm)
Rood = slagaders (zuurstofrijk)

Uitzonderingen zijn de longader en de
longslagader

Slide 12 - Slide

Bloedvatenstelsel

Slide 13 - Slide

Slagaders
Bloed van het hart naar de organen
Bijna altijd zuurstofrijk (behalve longslagader)

Dikke stevige wand

Aorta = dikste en stevigste slagader

Slide 14 - Slide

Aders
Bloed van de organen terug naar het hart
Bijna altijd zuurstofarm (behalve longader)
Wijder dan slagaders, dunnere 
spierlaag

Kleppen -> deze zorgen ervoor 
dat bloed niet terugstroomt

Slide 15 - Slide

Poortader
Gaat niet naar het hart

Bloed van verteringsorganen 
(maag, dunne darm, dikke darm) 
naar de lever

Slide 16 - Slide

Haarvaten
De dunste bloedvaten in je lichaam, één cellaag dik

Slide 17 - Slide

Schoolwerk
1: schrijf het werk in je agenda/plenda, leg deze op de hoek van je tafel
2: start met het maakwerk (fluisterend samenwerken)

L: Paragraaf 2.3 en 2.4
Lz: Paragraaf 2.5 
M: Paragraaf 2.3 en 2.4 (plusvragen en videovragen overslaan)
Klaar? Leer paragraaf 2.3. met behulp van je kennisoverzicht
timer
10:00

Slide 18 - Slide

2.4 Nieren

Slide 19 - Slide

2.4 Nieren
Elke minuut stroomt er 1 liter bloed door je nieren

Functie: verwijderen van afvalstoffen 
  • Afbraakstoffen van medicijnen, alcohol en eiwitten
  • Overschot aan zouten, vitaminen en water

Dit is je urine

Slide 20 - Slide

Kleur van urine

Slide 21 - Slide

Bouw en werking

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Schoolwerk
1: schrijf het werk in je agenda/plenda, leg deze op de hoek van je tafel
2: start met het maakwerk (fluisterend samenwerken)

L: Paragraaf 2.3 en 2.4
Lz: Paragraaf 2.5 
M: Paragraaf 2.3 en 2.4 (plusvragen en videovragen overslaan)
Klaar? Leer paragraaf 2.3. met behulp van je kennisoverzicht
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Leerdoelen

Slide 25 - Slide

Slagaders hebben een dunnere spierlaag dan aders
A
Juist = staan
B
Onjuist = zitten

Slide 26 - Quiz

De longader bevat bloed met veel zuurstof
A
Juist = staan
B
Onjuist = zitten

Slide 27 - Quiz

Als je urine doorzichtig is heb je altijd te veel water gedronken
A
Juist = staan
B
Onjuist = zitten

Slide 28 - Quiz

Afsluiting
Je mag spullen rustig inpakken wanneer docent dat zegt

Check voor jezelf:
   - Je hebt een kennisoverzicht in je map
   - Je hebt je huiswerk opgeschreven (tip: omcirkel de             
      opdrachten in je werkboek)

Slide 29 - Slide