7/10 kaart schrijven 12B

Welkom!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

nieuwe woorden

Slide 2 - Slide

Wie ben ik?
mevrouw Stolk (cast)

Slide 3 - Slide

Wat doen we deze les? 
  • kaart aan iemand (bv. moeder) schrijven
  • kaart versieren

Slide 4 - Slide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Schrijf eerst jouw eigen naam en adres in je schrift.
  • Het adres is waar je woont.
  • Voorbeeld :
  • Pietje Puk
  • Schoolstraat 1
  • 1234AB Alphen aan den Rijn

Slide 5 - Slide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Schrijf eerst je eigen adres in je schrift.
  • Het adres is waar je woont.
  • Voorbeeld :
  • Pietje Puk= naam aan wie je de kaart stuurt
  • Schoolstraat 1
  • 1234AB Alphen aan den Rijn

Slide 6 - Slide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Je gaat een kaart schrijven aan iemand uit jouw gezin/familie. Bijvoorbeeld je moeder, vader, broer, zus.
  • Schrijf op de achterkant van de kaart op de lijntjes de naam en het adres.
  • Schrijf naast de lijntjes wat je wil vertellen over school. Wat doe je op school? Wat vind je leuk? Wat leer je?
  • Schrijf onderaan: Groetjes, en je naam eronder

Slide 7 - Slide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Maak een mooie tekening op de kaart. Je mag alles gebruiken: potloden, stiften enz.

Slide 8 - Slide

Waar hou ik van?
natuur
dieren (vooral katten/poezen)
kamperen-> tent
reizen
talen
lezen
Netflix

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Farah

Slide 11 - Slide

Kennismaking
  • Vertel iets over jezelf:
  • Ik ben....................(naam)
  • Ik kom uit............ (land)
  • Ik woon in.....................(woonplaats)
  • Mijn hobby is.................

Slide 12 - Slide

 stillezen
Moeilijke woorden opschrijven in je woordenschrift.


timer
15:00

Slide 13 - Slide

Werkwoord + persoonsvorm
  •  Een zin heeft altijd een werkwoord.  Een werkwoord is iets wat je kunt doen (lopen, zingen, staan) of wat er gebeurt. (regenen, sneeuwen)
  • Als er een werkwoord in de zin staat, is dat de persoonsvorm.
  • Voorbeeld: Ik eet een broodje.
  • Josef zingt een lied.

Slide 14 - Slide

oefening: wat is de persoonsvorm?
  1. Mevrouw Stolk leest uit een boek voor.
  2. Mariam snapt de som.
  3. Ik ga straks naar huis.
  4. Eva werkt heel hard op school.
  5. De kat vangt een muis. 

Slide 15 - Slide

Onderwerp
  •  Een zin heeft ook altijd een onderwerp.  Een onderwerp is de persoon of het ding dat iets doet. Het staat voor of achter de persoonsvorm.
  • Voorbeeld: Maria lacht veel.
  • De meneer kijk boos.

Slide 16 - Slide

oefening 2: wat is het onderwerp?
  1. Mevrouw Stolk leest uit een boek voor.
  2. Mariam snapt de som.
  3. Ik ga straks naar huis.
  4. Eva werkt heel hard op school.
  5. De kat vangt een muis. 

Slide 17 - Slide

Vraagzin maken
Je kunt van een gewone zin altijd een vraagzin maken. Je moet dan het onderwerp achter de persoonsvorm zetten. Je begint de zin met de persoonsvorm. Achter de vraagzin zet je een vraagteken. ?
Voorbeeld: Ik loop naar huis.-> Loop ik naar huis?
Kyra springt op de tafel. -> Springt Kyra op de tafel?

Slide 18 - Slide

oefening 3: maak van de zin een vraagzin.
  1. Mevrouw Stolk leest uit een boek voor.
  2. Mariam snapt de som.
  3. Ik ga straks naar huis.
  4. Eva werkt heel hard op school.
  5. De kat vangt een muis. 

Slide 19 - Slide

werken in mapje
  •  nakijken les 2

Slide 20 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

zelfstandig werken in mapje
  • maken les 3

Slide 23 - Slide

 voorlezen + nieuwe woorden
Moeilijke woorden opschrijven in je woordenschrift.

Slide 24 - Slide

  woorden uit het verhaal
  1. herkent (herkennen)
  2. kwispelt (kwispelen)
  3. vacht
  4. ernstig (ziek)
  5. koor
  6. gemengd
  7. wangen 

Slide 25 - Slide

Wat heb jij dit weekend gedaan?
Voorbeeld: Ik heb dit weekend gevoetbald.
Ik ben ook naar de bioscoop geweest.

Slide 26 - Slide

Vorige les: het alfabet
  • Ken je het alfabet nog?
  • Waarom moet je het alfabet kennen?

Slide 27 - Slide

Het alfabet
  • A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Slide 28 - Slide

Woorden uit het verhaal 
  1. verschillende
  2. niemand
  3. moeilijk
  4. trots
  5. huiswerk
  6. oefenen
  7. hardop
  8. heimwee
  9. zingen
  10. vergeet (vergeten)

Slide 29 - Slide

Nieuwe woorden uit het verhaal 
  1. rondjes
  2. fontein
  3. naakt
  4. geboorteland
  5. geuren
  6. verliezen
  7. muts
  8. nadenken

Slide 30 - Slide

zelfstandig werken in mapje
  • stil werken aan les 2 (zinnen), 3 en 4
  • samen les 2 nakijken

Slide 31 - Slide