Persoonsvorm verleden tijd

Persoonsvorm verleden tijd
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 1 - Slide

Korte herhalingscheck tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

(Beantwoorden) die mail van je docent zo snel mogelijk!
A
Beantwoord
B
Beantwoordt

Slide 3 - Quiz

Jij (beantwoorden) mailtjes echt helemaal nooit, hé!
A
beantwoord
B
beantwoordt

Slide 4 - Quiz

Er staat dat dit medicijn de rijvaardigheid (beïnvloeden)
A
beïnvloed
B
beïnvloedt

Slide 5 - Quiz

(Houden) je meer van mij of van je kat?

Slide 6 - Open question

Test verleden tijd

Slide 7 - Slide

Voor Corona [reizen] mijn familie iedere zomer naar Marokko.
A
reisde
B
reiste

Slide 8 - Quiz

Die rotjongens [pesten] mijn kleine broertje
NB: Verleden tijd!
A
pesten
B
pestten

Slide 9 - Quiz

Omdat hij zo gepest werd, [durven] mijn broertje een tijd lang niet naar school.
A
durfde
B
durfte

Slide 10 - Quiz

Verleden tijd
Voor de verleden tijd kijk je of je een sterk (onregelmatig) of een zwak werkwoord hebt. Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd: zwemmen, ik zwom.
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: remmen, ik remde.

Slide 11 - Slide

Sterke werkwoorden:

In de verleden tijd wisselt de klinker.
Voorbeelden:
Schrijven, vinden, worden, zingen.
Spelling verleden tijd: enkelvoud alles hetzelfde.
Zwakke werkwoorden:

Klinker wisselt niet, spelling =
Enkelvoud: stam + -te of - de
Meervoud: stam + -ten of - den

Slide 12 - Slide

Schrijf hier een sterk werkwoord op

Slide 13 - Open question

Schrijf hier een zwak werkwoord op

Slide 14 - Open question

Verleden tijd
Hoe weet je nu welke uitgang je moet gebruiken bij de zwakke werkwoorden? Heel simpel: je gebruikt het sexy fokschaap.

Slide 15 - Slide

Het sexy fokschaap
Het gaat hier om de letters van de STAM: het werkwoord - en.
Dus: bonzen wordt: ik bonsDE,
want de stam is met een Z
dansen wordt: ik dansTE

Slide 16 - Slide

Haal de -en af van het hele werkwoord. Zit de laatste letter van deze stam in het sexy fokschaap? Dan gebruik je
A
-te of - ten
B
-de of -den

Slide 17 - Quiz

Schrijf hier een zwak werkwoord op dat NIET in het sexy fokschaap zit.

Slide 18 - Open question

Ik [juichen] hard toen het elftal had gewonnen.
A
juichde
B
juichte

Slide 19 - Quiz

Sterke werkwoorden:
Schrijven:
Ik schreef, jij schreef, hij schreef
Wij schreven, jullie schreven, zij schreven
Zwemmen:
ik/jij/hij zwom
wij/jullie/zij zwommen
Zwakke werkwoorden:
wassen:
Ik waste, jij waste, hij waste
Wij wasten, jullie wasten, zij wasten
Reizen:
Ik/jij/hij reisde
wij/jullie/zij reisden

Slide 20 - Slide

Verleden tijd:
De hond [blaffen] tegen mij.

Slide 21 - Open question

De juf verbaaste zich over de leerlingen
A
Dit is goed
B
Dit is fout

Slide 22 - Quiz

Hij [verspreiden] vroeger gemene roddels over zijn collega's.

Slide 23 - Open question


Welke zin is goed geschreven?
A
Gisteren bevrijdden de brandweerlieden de kat.
B
Gisteren bevrijden de brandweerlieden de kat.
C
Gisteren bevrijdde de brandweerlieden de kat.
D
Gisteren bevrijde de brandweerlieden de kat.

Slide 24 - Quiz

Tegenwoordige tijd of verleden tijd?

Slide 25 - Slide

Wij zetten onze tassen niet op onze tafel in de klas.
A
Deze zin staat in de tegenwoordige tijd.
B
Deze zin staat in de verleden tijd.

Slide 26 - Quiz

Hij (lopen) vroeger altijd een beetje krom.
A
loopt
B
liep

Slide 27 - Quiz

Halverwege de komende periode (geven) de docent ons een toets werkwoordspelling.
A
geeft
B
gaf

Slide 28 - Quiz

Het kofschip gebruik je voor werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Bij de werkwoorden als reizen/ik reis of verven/ik verf ga je uit van de s en de f als je het fokschaap gebruikt.
A
Ja, klopt!
B
Nee, juist niet!

Slide 30 - Quiz

Ik begrijp nog steeds wanneer je een d of een t schrijft in de tegenwoordige tijd
Ja, je moet het werkwoord gewoon vervangen door LOPEN
Nee, ik gok gewoon nog steeds maar wat.

Slide 31 - Poll

Ik weet hoe ik het sexy fokschaap kan gebruiken bij zwakke werkwoorden
Ja, ik gebruik het om te kijken of je -de of -te schrijft in de verleden tijd
Nee, ik doe gewoon maar wat en vind schapen stom.

Slide 32 - Poll

Oefening NuNederlands:persoonsvorm in de verleden tijd blz 273 en 274

Slide 33 - Slide