SLS 5 - H3 - lesweek 4

1 / 42
next
Slide 1: Slide
Verkoop en relatiebeheerMiddelbare schoolMBOStudiejaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Als accountmanager kun je verschillende argumentatietechnieken gebruiken.
Welke techniek is het benoemen van de kenmerken van het product, de vertaling naar de betekenis voor de klant en ten slotte het stellen van controlevragen?
A
KB-techniek
B
WKBBC-techniek
C
KVVB-techniek
D
KBC-techniek

Slide 26 - Quiz

Een verkoper maakt een afspraak met een bestaande klant. Zijn doel is om meer van hetzelfde product te verkopen aan deze klant.
Hier is sprake van?
A
Deep selling
B
Hard selling
C
Up selling
D
Cross selling

Slide 27 - Quiz

Naast de verkoop van een laptop biedt men ook een laptoptas aan. Waar is hier sprake van?
A
Up-selling
B
Cross-selling
C
Deep-selling
D
Down-selling

Slide 28 - Quiz

Een leverancier van kopieerpapier stimuleert bedrijven om grotere
bestellingen te doen. Voor 100 dozen betaalt de klant € 14,- per doos. Bestelt de klant 150 dozen, dan betaalt hij € 12,- per doos.


Van welke verkooptechniek is hier sprake?
A
Cross-selling
B
Deep-selling

Slide 29 - Quiz

Wat is een passende verkoopactie bij Deep selling
A
Op alle producten 50% korting
B
Nu bij aankoop van een tandenborstel gratis flosdraad
C
Nu bij aankoop van een tube tandpasta een gratis tandenborstel
D
Oral B tandpasta nu 4 halen 3 betalen

Slide 30 - Quiz

Koffiebonen verkopen bij een koffiezetapparaat is:
A
Deep selling
B
Up selling
C
Cross selling

Slide 31 - Quiz

Wat is deep-selling bij een
MC Donalds?

A
Naast patat ook een hamburger en milkshake aanbieden
B
Twee hamburgers voor de prijs van 1.
C
Een happy meal aanbieden
D
Geen van allen

Slide 32 - Quiz

Wat is een ander woord voor bijverkoop?
A
Cross-selling
B
Deep-selling
C
Up-selling
D
Down-selling

Slide 33 - Quiz

ANNA staat voor
A
Alles Nagaan anders Niet Aftoetsen
B
Alleen Normale werkwijze, Niet Afwijkingen
C
Alles Navragen Niet Aannemen
D
Naam voor dom blondje, bij een domme opmerking

Slide 34 - Quiz

Wij onderscheidde drie argumentatietechnieken. Bij welk techniek stel je geen controlevragen?
A
KBC-techniek
B
KB-techniek
C
WKBBC-techniek

Slide 35 - Quiz

KVVB staat voor:
A
Keurig voordelen en verschillen bewijzen
B
kennis van voordelen en bewijzen
C
kenmerken; verklaring; vertonen en bewaren
D
Kenmerken; voordelen; verschillen; bewijs

Slide 36 - Quiz

Een voorbeeld van hard selling is:
A
een aanbieding die alleen vandaag geldig is
B
een service contract voor slecht €10
C
een proefrit
D
extra garantie

Slide 37 - Quiz

Hoe heet een schema waarin je producteigenschappen afzet tegen koopmotieven
van de klant?

A
Sellogram
B
KVVB matrix
C
ENN matrix
D
geen van alle

Slide 38 - Quiz

WKBBC staat voor:
A
wens; kenmerk; betekenis; bewijs; controle
B
wens; kenmerk; bezwaar; bewijs; controle
C
wens; bewijs; betekenis; controle
D
wens; kenmerk; bezwaar; bewijs; collectie

Slide 39 - Quiz

Het KBC- model wordt gebruikt in een verkoopgesprek. KBC betekent:
A
Kopen, bekijken, communiceren
B
Kenmerk, beoordelen, communiceren
C
Kenmerk, betekenis, controle
D
Kopen, betekenis, controle

Slide 40 - Quiz

Wat is een controlevraag?
A
Vraag waarbij het antwoord in een bepaalde richting wordt gestuurd
B
controlevraag waarin de boodschap van de zender wordt samengevat
C
Vraag om na te gaan of de ontvanger de boodschap begrepen heeft
D
vraag waarbij ontvanger moet kiezen uit beperkt aantal antwoordmogelijkheden

Slide 41 - Quiz

Stelling 1:
WKBBC staat voor: wens, kenmerk, betekenis, bewijs en controle.
Stelling 2:
KBC staat voor: kenmerk, belofte en controle.
A
stelling 1 en 2 zijn beide juist
B
stelling 1 en 2 zijn beide onjuist
C
stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
D
stellling 1 is onjuist; stelling 2 is juist

Slide 42 - Quiz