SO Hoofdstuk 8

Welke organen zijn bij de wielrenner tijdens het fietsen actief?
Actief
Niet actief
Darmen
Hart
Longen
Maag
Spieren
1 / 26
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke organen zijn bij de wielrenner tijdens het fietsen actief?
Actief
Niet actief
Darmen
Hart
Longen
Maag
Spieren

Slide 1 - Drag question

Wat is de taak van deze organen?
Ademhalen
Bewegen
Bloed vervoeren
Denken
Eten verteren

Slide 2 - Drag question

Noem een orgaanstelsel en de bijbehorende organen.

Slide 3 - Open question

wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

longen: inademen

longen: uitademen

spierstelsel

verteringsstelsel
huid/longen/nieren

bloedvatenstelsel

Slide 4 - Drag question

Leg in het kort uit hoe de inademing werkt?

Slide 5 - Open question

Waarvoor is in de luchtpijp versteviging met kraakbeen nodig?

Slide 6 - Open question

Geef twee redenen waarom je beter door je neus kunt inademen dan door je mond.

Slide 7 - Open question

Hoe groot is het totale longvolume?
A
Het totale longvolume is gelijk aan het rustvolume.
B
Het totale longvolume is gelijk aan het rustvolume en het restvolume samen.
C
Het totale longvolume is gelijk aan het restvolume en de vitale capaciteit samen.
D
Het totale longvolume is gelijk aan het rustvolume, het restvolume en de vitale capaciteit samen.

Slide 8 - Quiz

Waarvoor moeten de spieren veel bloed krijgen?
A
De spieren hebben glucose en koolstofdioxide uit het bloed nodig.
B
De spieren hebben glucose en zuurstof uit het bloed nodig.
C
De spieren hebben koolstofdioxide en zuurstof uit het bloed nodig.

Slide 9 - Quiz

Je bloed stroomt door bloedvaten.
Bekijk de bovenkant van je hand of de onderkant van je arm.
Kun je bloedvaten zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Je bloed stroomt door bloedvaten.
Bekijk de bovenkant van je hand of de onderkant van je arm.
Kun je bloedvaten voelen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Waar bestaat bloed uit?

Slide 12 - Open question

Welke omschrijvingen horen bij bloedplasma en welke bij rode bloedcellen?
Bloedplasma
Rode bloedcellen
Kleuren het bloed rood
Vloeibaar
Vervoer van zuurstof
Vervoer van voedingsstoffen
Cellen
Lichtgeel van kleur

Slide 13 - Drag question

Het bloed kan in het hart maar één kant op stromen. Leg uit hoe dat komt.

Slide 14 - Open question

Hoe gaat de kleine bloedsomloop?
A
Hart - overige organen - hart
B
Hart - longen - hart
C
Hart - overige organen - longen

Slide 15 - Quiz

Een rode bloedcel brengt de lever zuurstof. Door welke bloedvaten komt de rode bloedcel.
Het begin is als volgt:
Hart --> longslagader --> longen --> ...

Slide 16 - Open question

Welke bloedvaten zijn zuurstofrijk?

Slide 17 - Open question

Wat is de onderdruk bij de bloeddruk?

Slide 18 - Open question

Welke organen krijgen er meer bloed tijdens activiteit?

Slide 19 - Open question

Hoe gaat de kleine bloedsomloop?
A
Hart - overige organen - hart
B
Hart - longen - hart
C
Hart - overige organen - longen

Slide 20 - Quiz

Welke bloedvaten zijn zuurstofrijk?

Slide 21 - Open question

Wat is de onderdruk bij de bloeddruk?

Slide 22 - Open question

Welke organen krijgen er meer bloed tijdens activiteit?

Slide 23 - Open question

Leg in het kort uit hoe zuurstof vanuit de rode bloedcellen in de cellen komt.

Slide 24 - Open question

Weefselvloeistof kan op verschillende manieren terugkomen in de bloedvaten.
Op welke twee manieren gebeurt dat?

Slide 25 - Open question

Lymfeklieren (lymfeknopen) komen verspreid en in groepjes voor.
Wat is een lymfeklier?

Slide 26 - Open question