P4 Oefentoets 2 theorie en praktijk

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 1

Praktijk: De analist neemt tijdens de katalasetest het volgende waar. Welke stof veroorzaakt de belletjes?

1. H2O2
2. H2O
3. O2
4. CO2

Power point mevr. Peters in teams

Praktijk: Maak de reactievergelijking kloppend.
(Geef je antwoord: 345. 3 voor de 1ste puntjes enz)

Power point mevr. Peters in teams

Praktijk:
De gramkleuring is onderdeel van microscopisch onderzoek. Over welke eigenschappen van de bacterie krijg je informatie?

1. Rangschikking en vorm
2. Vorm en celwand
3. Rangschikking en celwand
4. Rangschikking, vorm en celwand

Power point mevr. Peters in teams

In de afbeelding zie je 2 vormen DNA
die in bacteriën voorkomen.
Hoe heet het celonderdeel bij de pijl?

Lessenup dia 45, 46 en 51

Biologie voor het MLO: H15.3

Een plasmide is makkelijk genetisch aan te passen (genetische modificatie). 

Met behulp van genetische modificatie kan de productie van stofwisselingsproducten (alcohol, antibiotica) worden verhoogd. 

Plasmiden spelen hierbij een belangrijke rol

Noem 4 factoren die invloed hebben op de groei van bacteriën

Lessenup dia: 23, 24 en 25

Biologie voor het MLO H14.4

Herhaling periode 2

Screening

Laboratoriumfermentatie

Kleine installatie

Industriele installatie

optimale omstandigheden/ micro-organisme onderzoeken

Microfermentor tot 5 liter

100.000 liter fermentor

Proeffabriek

Lessenup dia: 

Biologie voor het MLO: H15.2 blz 308

I: De Kolonisatieresistentie wordt mede bepaald door de mechanische barrière.

II: Onze slijmvliezen en onze darmperistaltiek zijn onderdeel van de biologische barrière.

1. I is juist
2. II is juist
3. I en II zijn juist
4. I en II zijn onjuist

Lessenup dia: 73

Biologie voor het MLO: H16.5

I: de 'porte d’entrée' van COVID-19 is de huid

II: Als het binnengedrongen pathogene micro-organisme zich vermenigvuldigt in het lichaam spreken we van een infectie

1. I is juist
2. I en II zijn juist
3. II is juist
4. I en II zijn onjuist

Lessenup: dia 66

Biologie voor het MLO: H16.2 

I: Transiënte en residente micro-organismen vormen een microbioom

II: Residente micro-organismen zijn commensalen

1. I is juist
2. I en II zijn juist
3. II is juist
4. I en II zijn onjuist

Lessenup dia: 73, 74

Biologie voor het MLO:  H16.5.2

I: Escherichia coli is onderdeel van het transiënte darmmicrobioom

II: Residente huidbacteriën zorgen voor een lage pH van onze huid en zijn onderdeel van onze chemische barrière

1. I is juist
2. II is juist
3. I en II zijn juist
4. I en II zijn onjuist

Lessenup dia: 73, 74

Biologie voor het MLO: H16.5.2 

Tijdens de continue fermentatie zitten de micro-organismen in de lag-fase

1. Juist
2. Onjuist

Lessenup dia: 27, 28, 29 en 53

Biologie voor het MLO H15.2