This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Welkom!
Hoofdstuk 1
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Huiswerk bespreken
Vragen behandelen
H1.4
Opdrachten maken
Slide 2 - Slide
Pak je (hw) antwoorden van 1.8 en 1.10 erbij
Slide 3 - Slide
1.8 a: Bereken de evenwichtsprijs Qa= p - 3 Qv= -0,5p + 9
A
8 euro per maand
B
7,50 euro per maand
C
9 euro per maand
D
10 euro per maand
Slide 4 - Quiz
Bereken het aantal abonnementen bij het evenwichtsprijs (8 euro per maand)
A
5,5 miljoen abonnementen
B
6 miljoen abonnementen
C
7 miljoen abonnementen
D
5 miljoen abonnementen
Slide 5 - Quiz
Teken de aanbodlijn en de vraaglijn (1.8c)
Qa= p - 3
Qv= -0,5p + 9
Slide 6 - Slide
De vraaglijn gaat van : -0,5p + 9 Naar : -0,5p + 12 Bereken de nieuwe evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid (1.8e)
Slide 7 - Open question
Waarom verschuift de vraaglijn naar rechts en wat gebeurt er met de prijs?
Slide 8 - Open question
Martkvorm
Hoeveel aanbieders zijn er?
Hoeveel vragers zijn er?
Zijn de producten verschillend of hetzelfde?
Marktvorm:
Hoeveel macht heeft de producent.
Hoeveel macht heeft de consument.
Slide 9 - Slide
I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.
Slide 10 - Quiz
Veel vragers, veel aanbieders, homogeen product.
A
Monopolie
B
Volkomen concurrentie
C
Homogeen oligopolie
D
Monopolistische concurrentie
Slide 11 - Quiz
Heterogene producten kunnen voorkomen op de volgende marktvormen. I. volkomen concurrentie II. oligopolie
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 12 - Quiz
Welke marktvorm hoort bij de markt van telefoons.
A
Oligopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Monopolie
D
Volkomen concurrentie
Slide 13 - Quiz
Een ondernemer heeft te maken met een gegeven prijs. Als MO>MK zal bij uitbreiding van de productie met een eenheid
A
De winst dalen.
B
De omzet stijgen en de winst dalen.
C
De omzet stijgen en de winst stijgen
D
De omzet stijgen en de prijs stijgen
Slide 14 - Quiz
Waarom verschuift de vraaglijn naar rechts en wat gebeurt er met de prijs?
Slide 15 - Open question
Abstracte markt
Concrete markt
Slide 16 - Drag question
1.10 Leg uit dat het producentensurplus door de vraagtoename toeneemt
Slide 17 - Open question
1.10c, arceer de TOENAME van het producentensurplus
Links
rechts
Slide 18 - Poll
Zijn er nog vragen over het huiswerk?
Slide 19 - Slide
Wat gaan we leren?
- Je weet wat proportionele, progressieve en degressieve lijnen zijn
- Je weet wat TO, TK, TW, MK, MO, GVK, GO, BEA en BEP betekenen en kunt ermee rekenen
- MO=MK --> maximale winst. TO=TK --> Break even punt.