Oefenen Hoofdstuk 11

Oefenen Hoofdstuk 11
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenen Hoofdstuk 11

Slide 1 - Slide

Hoe lang kunnen zaadcellen overleven in de eileiders?
A
Enkele dagen
B
3 weken
C
Een paar minuten
D
2 uur

Slide 2 - Quiz

penis
bijbal
zaadbal
balzak
eikel
zaadleider

Slide 3 - Drag question

Baarmoeder
Eileider
Eierstok
Urineblaas
Urinebuis
Vagina

Slide 4 - Drag question

Menstruatie
Baarmoederslijmvlies verdikt
Ovulatie
Vruchtbare periode

Slide 5 - Drag question

Waar of niet waar?

"Progesteron stimuleert het rijpen van eicellen"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is de rol van FSH bij de menstruatiecyclus?
A
FSH verdikt het baarmoederslijmvlies
B
FSH laat de hypofyse hormonen voor de menstruatie maken
C
Als er veel FSH in het bloed zit komt de ovulatie
D
FSH stimuleert het follikel om te groeien

Slide 7 - Quiz

Voortplantingsorganen mannetjeshond. Sleep de woorden naar de juiste plek
Anus
Staart
Prostaat
Penis
Urineblaas
Testikel
Zaadleider

Slide 8 - Drag question

Weg van de eicel, sleep naar de juiste plaats
Innesteling
Ovulatie
Menstruatie

Slide 9 - Drag question

Wanneer is de vrouw zwanger?
A
Als het zaad in de vagina komt
B
Wanneer de eicel is bevrucht
C
Wanneer de eicel is ingenesteld
D
Vanaf de eisprong

Slide 10 - Quiz

Na hoeveel dagen vindt de innesteling plaats?
A
1
B
6
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Menstruatie hormonen, sleep naar de juiste plaats
Piek progesteron
Piek oestrogeen
Piek LH

Slide 12 - Drag question

Zet in de juiste volgorde:
Innesteling
Bevruchte eicel deelt zich
Bevruchting
Ovulatie
Bolletje cellen

Slide 13 - Drag question

In welke richting stroomt het bloed door de navelstrengslagaders en wat vervoeren deze?
A
Van foetus naar moeder. Koolstofdioxide en afvalstoffen
B
Van foetus naar moeder. Zuurstof en afvalstoffen
C
Van moeder naar foetus. Koolstofdioxide en voedingsstoffen.
D
Van moeder naar foetus. Zuurstof en voedingsstoffen.

Slide 14 - Quiz

Menstruatie hormonen, sleep naar de juiste plaats
FSH
Oestrogeen
LH
Progesteron

Slide 15 - Drag question

Hormonen & menstruatiecyclus

Slide 16 - Slide

(Zie figuur op slide 16) Als een eicel niet is bevrucht nemen progesteron en oestrogeen weer af, wat is het gevolg?

Slide 17 - Open question

Waar vindt de bevruchting van een eicel plaats en waar nestelt de bevruchte eicel in?
Sleep de woorden naar de juiste plaats. (Klievingsdeling = eerste delingen v.d. bevruchte eicel)
Ovulatie
Bevruchting
Klievingsdeling
Innesteling

Slide 18 - Drag question

Hoe noem je een baby in de eerste twaalf weken van de zwangerschap?
A
Foetus
B
Follikel
C
Embryo
D
Vaars

Slide 19 - Quiz

Bloedsomloop foetus - sleep naar de juiste plaats
Navelstrengslagader
Navelstrengader
Placenta
Zuurstofrijk
Zuurstofarm

Slide 20 - Drag question

In welke richting gaat het bloed door de navelstrengader en wat vervoert deze?
A
Van foetus naar moeder. Koolstofdioxide en afvalstoffen
B
Van foetus naar moeder. Zuurstof en afvalstoffen
C
Van moeder naar foetus. Koolstofdioxide en voedingsstoffen.
D
Van moeder naar foetus. Zuurstof en voedingsstoffen.

Slide 21 - Quiz

De bevalling, sleep de woorden naar de juiste plaats
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 22 - Drag question

Tijdens de ontsluiting wordt de baarmoedermond wijder door weeën
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Bij een stuitligging hoeft een keizersnede niet per se
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Chromosomen paar
Chromosoom
Geslachtschromosomen

Slide 25 - Drag question

Sleep het aantal chromosomen naar de juiste cellen (rode vakje)
46 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen
  23 chromosomen
23 chromosomen

Slide 26 - Drag question

Voorkomt SOAs
Voorkomt zwangerschap
Voorkomt beiden
Spiraaltje
Condoom
PrEP
Pessarium (vrouwencondoom)
De pil
De pil + spiraaltje

Slide 27 - Drag question

Wat is er mis met het genoom van deze persoon?
A
Chromosomenpaar 21 is te klein
B
Chromosomenpaar 1 niet hetzelfde
C
De Y is te klein
D
Deze persoon heeft twee X chromosomen en een Y chromosoom

Slide 28 - Quiz

(Zelfde figuur als de vorige vraag) Wat zou er fenotypisch anders kunnen zijn aan deze persoon?

Slide 29 - Open question

Genotype
Omgeving
Fenotypes

Slide 30 - Drag question