3 vwo werkwoordentoets

être
il/elle/on
ils
tu
je/j'
seront
serai
a été
es
1 / 45
suivant
Slide 1: Question de remorquage
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

être
il/elle/on
ils
tu
je/j'
seront
serai
a été
es

Slide 1 - Question de remorquage

gemaakt
gehad
gekund
geweest
gewild
eu
fait
pu
été
voulu

Slide 2 - Question de remorquage

Elles (être)
A
suis
B
être
C
sont
D
est

Slide 3 - Quiz

Welke vorm van être is juist?
A
étons
B
sommes été
C
avons eu
D
avons été

Slide 4 - Quiz

être - imparfait
vous ......

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 5 - Question ouverte

faire- présent
je ........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 6 - Question ouverte

habiter - imparfait
tu ......

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 7 - Question ouverte

faire- imparfait
nous .........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 8 - Question ouverte

vouloir - passé composé
tu .........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 9 - Question ouverte

zal doen
doen
deden
gemaakt
zouden maken
font
fera
faisions
fait
feriez

Slide 10 - Question de remorquage

venir- futur simple
ils........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 11 - Question ouverte

être - passé composé
tu..........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 12 - Question ouverte

tu pourras
A
jij zal kunnen
B
jij kan
C
jij hebt gekund
D
jij kon

Slide 13 - Quiz


Welke vorm is juist?
(werken)
A
je travaille
B
tu habites
C
nous adorons
D
tu aimes

Slide 14 - Quiz

Wat is de stam van aller in de futur?

Slide 15 - Question ouverte

Welke vorm is juist?
A
j'habitai
B
tu as habitu
C
tu habitais
D
je suis habité

Slide 16 - Quiz

Welke vorm is juist?
A
ils veniront
B
ils vennent
C
ils ont venu
D
ils viendront

Slide 17 - Quiz

wat is het voltooid deelwoord van faire?


let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 18 - Question ouverte

avoir - passé composé
tu .......

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 19 - Question ouverte

chercher - présent
il .........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 20 - Question ouverte

détester- futur
ils.......

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 21 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "vouloir" in de passé compose?
A
Elles ont vollu
B
Elles sont voulu
C
Elles sont vollu
D
Elles ont voulu

Slide 22 - Quiz

Welke vorm is juist?
A
Ils habitont
B
elle a habité
C
Ils sont habité
D
elle habitais

Slide 23 - Quiz

faire - futur simple
elles .......

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 24 - Question ouverte

aimer - imparfait
tu .........

Slide 25 - Question ouverte

être - passé composé
elle .............

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal: j'ai travaillé
ik ............

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 27 - Question ouverte

vertaal: ils pourront
zij .........

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal : je suis venu (e)
A
ik ben gegaan
B
ik ben geweest
C
ik ben geworden
D
ik ben gekomen

Slide 29 - Quiz

Vertaal : vous chercherez
u...............

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 30 - Question ouverte

elles
Il 
Elle
 sont venues
est venu
est venue

Slide 31 - Question de remorquage

avoir - futur simple
nous ..........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 32 - Question ouverte

Vertaal: Anne adorait
Anne .......

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 33 - Question ouverte

Vertaal : vous avez donné
jullie ......

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 34 - Question ouverte

être- passé composé
il ....................

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 35 - Question ouverte

être- futur simple
elle ........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 36 - Question ouverte

vertaal: elles iront
zij.........

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 37 - Question ouverte

avoir- imparfait
nous ...............

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 38 - Question ouverte

vertaal: j'allais
ik ................

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 39 - Question ouverte

aimer- présent
tu .................

let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt

Slide 40 - Question ouverte

Quelles sont les formes du futur simple ?
A
ai-as-a-avons-ez-ont
B
ai-as-a-ons-avez-ont
C
ai-as-a-ont-ez-ons
D
ai-as-a-ons-ez-ont

Slide 41 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "pouvoir" in de futur simple?
A
tu pouvais
B
tu pouvoirai
C
tu pourras
D
tu pouras

Slide 42 - Quiz

wij zoeken
A
nous travaillons
B
nous donnons
C
nous choisissons
D
nous cherchons

Slide 43 - Quiz

elles veulent
A
zij kunnen
B
zij kan
C
zij maken
D
zij willen

Slide 44 - Quiz

tu iras betekent:
A
jij zal maken
B
jij zal gaan
C
jij maakte
D
jij bent gegaan

Slide 45 - Quiz