Hoofdstuk 14 les 1

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Spieren

Blokje 1

de 3 spiertypen, spiervezels, autonoom en niet autonoom

Deze spieren reageren snel

1. Glad spierweefsel
2. Dwarsgestreept spierweefsel

Dwarsgestreept spierweefsel is

1. Autonoom
2. Niet autonoom

Spieren in je dunne darm zijn

1. Autonoom
2. Niet autonoom

De spieren in je dunne darm bestaat uit

1. Glad spierweefsel
2. Dwarsgestreept spierweefsel
3. Hartspierweefsel

De spieren in je halsslagader bestaan uit

1. Glad spierweefsel
2. Dwarsgestreept spierweefsel
3. Hartspierweefsel

Deze spieren raken snel vermoeid

1. Glad spierweefsel
2. Dwarsgestreept spierweefsel
3. Hartspierweefsel

Dwarsgestreept spierweefsel is

1. Autonoom
2. Niet autonoom

Wat is een spiervezel?

1. Een soort spierbundel
2. Een pees
3. Een spiercel
4. Spiereiwit

Blokje 2

Werking van spiercellen, actine en myosine, ATP, motorische eenheid

01:21

Spieren trekken samen als...

1. De filamenten in elkaar worden gedrukt
2. De filamenten langs elkaar schuiven

02:56

Einde Filmpje.

Vanaf hier wordt het te veel informatie

00:34

Hoe wordt een spiervezel dus geactiveerd?

1. Door een stroompje via een andere spier
2. Door een stofje in het bloed
3. Door een stroompje via een zenuwcel

02:52

In het filmpje zag je ATP voorbijkomen. Waarvoor dient ATP in de spier?

1. Om de filamenten van elkaar los te maken
2. Om de filamenten aan elkaar te binden

Wat is een motorische eenheid?

1. Een soort motorclub
2. Een groepje spiervezels die altijd tegelijk samentrekken
3. Een groepje spieren die altijd tegelijk samentrekken

Blokje 3

Antagonisten, myoglobine

Hoe werkt een spier?