PRV1.2

Praktijkvoering


Les 2
Periode 1
Leerjaar 1
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Praktijkvoering


Les 2
Periode 1
Leerjaar 1

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

TOETS
In week 44 tijdens de les --> Op papier!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vorige les
- Wat bedoelen we met waarnemen?
- Wat is het verschil tussen objectief en subjectief waarnemen?
- Wat is het verschil tussen waarnemen en interpreteren?
- Waardoor worden jouw interpretaties bepaald?
- Waarom is dit belangrijk voor een DA?
- Wat verstaan we onder het communicatieproces?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling in de praktijk
De patiënt komt bij je om hechtingen te verwijderen. Hij draait wat op zijn stoel. De patiënt is zenuwachtig, kan echt niet tegen bloed. Als je begint, zegt patiënt dat hij duizelig wordt en dat hij voelt helemaal dat hij wegtrekt.


Slide 4 - Diapositive

Wat zou je als assistente gaan doen?
Wat rapporteer je. Wat is subjectief, wat is objectief.
Lesindeling week 2
- Welkom
- Vorige les
- Leerdoelen
- Miscommunicatie
- Gespreksfasen
- Huiswerk en afsluiting

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze twee lessen weet en/of kun je:

  1. 5 Factoren noemen die het communicatieproces kunnen beïnvloeden
  2. Het verschil en de kenmerken van verbale en non-verbale communicatie en van objectiviteit en subjectiviteit.
  3. Kennismaken met de fasen in een gesprek

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Communicatieproces

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is miscommunicatie?

Slide 9 - Carte mentale

Waaar denken de studenten aan bij een miscommunicatie? Welke factoren spelen hierbij een rol? 
Miscommunicatie
  1. Factoren in de situatie
  2. Factoren aan de kant van de zender
  3. Factoren aan de kant van de ontvanger
  4. Relatie tussen gesprekspersonen
  5. Inhoud van de boodschap

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Factoren in de situatie
- Geluidsoverlast

- Andere mensen

- Externe ruis

Slide 11 - Diapositive

Kun jij je goed concentreren als iemand naast je staat te bellen? Of luister je dan toch met het gesprek mee?

Kun jij je concentreren als de tv aanstaat, of kijk je met een half oog naar de film?

Herrie met microfoon maken/muziek aanzetten -> kun je me dan nog goed volgen?
Factoren bij de zender
  1. Zender is onduidelijk

  2. Zender geeft onvolledige informatie

  3. Incongruentie

Slide 12 - Diapositive

1. De zender begrijpt bijvoorbeeld de boodschap niet, wordt overvallen door de betekenis van een boodschap, vertelt een onsamenhangend verhaal, of vertelt tegenstrijdigheden
- Soms door cultuur- en taalverschillen (let op vakjargon)
- Door belevingswereld van patient (iemand die onverwacht zwanger is, of iemand die niet zwanger kan worden)
- Leeftijd (volwassene of kind)

2. Patient schaamt zich, is ziek, onzeker, gespannen (drink je veel/snoep je veel?)

3. Wat was incongruentie ook alweer? (gespannen houding -> 'nee, niks aan de hand')
Factoren bij de ontvanger
Onze waarneming wordt bepaald door ons 
REFERENTIEKADER

Onze normen, waarden, levenservaringen

INTERNE RUIS!

Slide 13 - Diapositive

Alles wat we meemaken in het leven, draagt bij aan ons referentiekader
- ook televisie en sociale media
- waar je bent opgegroeid en met wie
- vrienden en vriendinnen
- school, werk etc.

Referentiekader zorgt voor interne ruis -> daarom belangrijk om jezelf te leren kennen en hier rekening mee te houden, goed te luisteren en alle nodige gegevens te verzamelen
Vormen van interne ruis
  1. Uitgaan van onvolledige informatie

  2. Niet de tijd nemen (ongeduldig zijn)

  3. Vooroordelen ('meisjes met lange haren zijn altijd...')

  4. Projectie (jouw gevoel op iemand anders overbrengen)

  5. Generaliseren ('jij hebt/bent ook altijd...')

Slide 14 - Diapositive

1. Vertekening door onvolledige informatie (verkeerde interpretatie)
- maagpijn -> medicijnen bij het ontbijt? mevrouw blijkt nooit te ontbijten...

2. Vooroordelen -> wel eens meegemaakt?

3. Projectie: jouw gevoelens op iemand anders projecteren -> iemand anders toebedelen. Iemand anders alleen laten huilen, want je denkt dat diegene rust en privacy nodig heeft terwijl je zelf het gesprek niet aandurft. Je ouders een slecht cijfer niet vertellen, omdat ze dan verdrietig worden, terwijl jij het zelf niet durft te vertellen

4. Generaliseren: één ervaring overzetten op 'die zal altijd wel zo zijn'.
Vormen van interne ruis
6. Emotionele betrokkenheid (als je iemand aardig vindt...)

7. Stereotypering (als je die kleren draagt...)

8. Gevoelens en emoties (hoe voel jij je vandaag?)

9. Verdringing (is dat echt gebeurd?)

10. Motivatie (dat klinkt interessant!)

Slide 15 - Diapositive

6: een aardig iemand kan bijna niks fout doen, een stom iemand doet bijna alles fout

7. Een man die makeup draag is homofiel, een vrouw met felle lippenstift is een del, een vrouw met een spijkerbroek is mannelijk, een man met zwarte kleren is een alto

9. moeilijk informatie wordt minder goed opgenomen, we schermen ons af

10. iets interessants onthoud je beter

Slide 16 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Relatie zender/ontvanger
Welke relatie wil je met iemand hebben?

Hoe wil jij dat de ontvanger zich door jouw boodschap voelt?

Hoe breng jij jouw boodschap over?

Slide 17 - Diapositive

relatie is belangrijk
- denk aan het verschil tussen praten met je familie of vrienden, docent of baas, voorbijganger op straat, politieagent, dokter etc.

Wat voor relatie willen jullie met patienten hebben? Hoe zou je dan moeten communiceren?

Hoe breng jij de boodschap over? Stemgebruik, houding, taal
Herhaling in de praktijk
Dhr. van Dijk, geb. 12-03-1965 heeft een afspraak om zijn bloeddruk op te laten meten. Hij praat veel en lijkt zenuwachtig. Je vraagt aan hem wat er aan de hand is. Hij geeft aan dat zijn baan op het spel staat, hij heeft een arbeidsconflict met zijn baas. Een tijd geleden moest hij voor zijn werk naar Spanje, toen heeft hij etentjes met collega’s gedeclareerd, terwijl dat eigen kosten waren. Hij slaapt slecht en vindt het moeilijk om met de spanning om te gaan. Hij ligt ’s nachts te malen; hoe moet het met de hypotheek? Krijgt hij nog wel weer ander werk? (hij is al over de 50 jaar). Hij gebruikt de medicatie dagelijks en heeft daar geen last van. Hij voelt zich de laatste dagen niet goed. Hij heeft hoofdpijnklachten en is licht in het hoofd met opstaan.  
De bloeddruk is 130/85. Je maakt een vervolgafspraak over een week.
Medicatie : Hydrochloorthiazide 12.5 mg en Lisinopril 10mg

Slide 18 - Diapositive

Wat rapporteer je? Wat is objectief en wat is subjectief?
evaluatie:
- Wat verstaan we onder het communicatieproces?
- Wat is een referentiekader?
- Waardoor kan miscommunicatie ontstaan?
- Wat is het verschil tussen interne en externe ruis?
- Noem een voorbeeld van interne ruis
- Waarom is de relatie tussen zender/ontvanger belangrijk?

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gesprek
  1. Beginfase
    - Creëer een goede sfeer
    - Hoeveel tijd heb je nodig?
    - Spreek verwachtingen/doelen uit (wat ga je doen?)
  2. Middenfase
    - Gebruik gesprekstechnieken
    - Controleer!
  3. Eindfase
    - Zijn de verwachtingen/doelen voldaan?
    - Korte samenvatting
    - Vervolgafspraak

Slide 20 - Diapositive

Creëer een goede sfeer: patient aankijken, aandacht op de ander richten, vriendelijk en belangstellend zijn

Controleer: kan de patiënt je nog volgen? Hoe verloopt het gesprek? Hoe voelt de patiënt zich, zijn jullie tevreden?
Start van een gesprek
  • Hoe ontvang je de patiënt?
  • Waar heb je het over met de patiënt?
  • Wie neemt het initiatief (jij of de patiënt)?
  • Hoe merk je of de patiënt wil praten of niet?
  • Wat is afstemmen met de patiënt?

Slide 21 - Diapositive

Hoe leg je contact? 
- patient begroeten, aankijken, vraag stellen ('wat kan ik voor u doen?')
Middenfase - gesprekstechnieken

  1. Actief luisteren
    - Tijd nemen voor een ander
    - Gebruik non-verbale communicatie
    - Vragen om verduidelijking
    - Samenvatten, gevoelens benoemen
    - Laat jezelf erbuiten!

Slide 22 - Diapositive

Actief luisteren: ander kan zijn verhaal kwijt, je krijgt inzicht in de situatie van een ander, inzicht in emoties, ander voelt zich geaccepteerd en gewaardeerd
- zorgt voor verheldering en daardoor soms al voor oplossing van probleem

Non-verbaal: aankijken, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking, hummen, knikken, stiltes laten vallen
Middenfase - gesprekstechnieken

2. Het stellen van open en gesloten vragen
     - Wanneer stel je welke vraag?
     - Suggestieve vragen?

Slide 23 - Diapositive

Open vragen voor een mening of verhaal
Gesloten vragen bij weinig tijd of als je specifieke informatie nodig hebt

Suggestieve vragen sturen je in een richting: je houdt zeker wel van ijs, hè?
Middenfase - gesprekstechnieken

3. Een gesprek samenvatten
     - Wees kort en volledig
     - Zeg het in je eigen woorden
     - Geef geen oordelen

Slide 24 - Diapositive

Niet exact hetzelfde zeggen -> papegaai

Dwingt je om goed te luisteren
Controle voor jezelf
Brengt orde aan
Kan tot nieuwe inzichten leiden

Eindfase
  1. Zijn de verwachtingen/doelen voldaan?


  2. Korte samenvatting


  3. Vervolgafspraak

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf aan de slag
Oefen in groepjes van 2: Wat heb jij gedaan dit weekend?

- Start het gesprek
- Gebruik gesprekstechnieken
- Sluit passend af

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorlichting geven
  1. Kennis vermeerderen
    - bijv. Schadelijke gevolgen roken
  2. Houding veranderen
    - bijv. Rookvrij opgroeien
  3. Gedrag veranderen
    - bijv. Stoppen met roken

Slide 27 - Diapositive

Kennis -> interesse -> verandering

Zonder kennis geen interesse, zonder interesse geen verandering

Waar heeft de patiënt behoefte aan?
Wat weet de patiënt al?

Stem af op de patiënt, luister aandachtig, vraag door, geef ruimte om te reageren, biedt rust en ruimte
Zelf aan de slag

Bereid een voorlichting over diabetes mellitus 2 voor.
Welke informatie is belangrijk
Zie ook huiswerk

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
- Bedenk 2 vragen die je aan de doktersassistente wil stellen.
-Lees PCB Hoofdstuk 3.6 tot en met 3.9.1 en Inleiding in de gezondheidszorg 12.6 (CumLaude)
Zoek op internet naar informatie over Diabetes
- Wat is het?
- Wat gebeurt er dan met je?
- Wat kun je er aan doen?
- Waar moet je op letten?
- Bereid een voorlichtingsgesprek voor over diabetes (wat zou een patiënt willen weten? Met welke gevoelens hou jij rekening?)

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions