H4 Taalverzorging - lijdend voorwerp

H4 Taalverzorging - lijdend voorwerp
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H4 Taalverzorging - lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

1. Mijn moeder heeft gisteren gebakken.
2. Mijn moeder heeft gisteren een appeltaart gebakken.

Wat is het verschil in deze 2 zinnen?

Slide 2 - Question ouverte

Welke stappen zetten we om het lijdend voorwerp te vinden?
  1. Zoek de pv!
  2. Wat is het onderwerp van de zin?
  3. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
  4. Stel de vraag: Wat (of wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
  5. Antwoord = lijdend voorwerp.

  • Let op: afstanden, gewichten en maten kunnen nooit lijdend voorwerp zijn!

Slide 3 - Diapositive

Zin in zinsdelen verdelen
  • Loor en Emma willen iedere vakantie een hoed dragen.

  • Loor en Emma / willen / iedere vakantie / een hoed / dragen.

Slide 4 - Diapositive

Loor en Emma / willen / iedere vakantie / een hoed / dragen.
Wat is het persoonsvorm van deze zin?

Slide 5 - Question ouverte

Loor en Emma / willen / iedere vakantie / een hoed / dragen.
Wat is het onderwerp van deze zin?

Slide 6 - Question ouverte

Loor en Emma / willen / iedere vakantie / een hoed / dragen.
Wat is het wg van deze zin?

Slide 7 - Question ouverte

Welke vraag stel ik om het lijdend voorwerp te vinden?

Loor en Emma / willen / iedere vakantie / een hoed / dragen.

Slide 8 - Question ouverte

Loor en Emma / willen / iedere vakantie / een hoed / dragen.
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Slide 9 - Question ouverte

Zin in zinsdelen verdelen
  • Mijn zus leest het boek in één ruk uit.

  • Mijn zus / leest / het boek / in één ruk / uit.

Slide 10 - Diapositive

Mijn zus / leest / het boek / in één ruk / uit.
Wat is het persoonsvorm van deze zin?

Slide 11 - Question ouverte

Mijn zus / leest / het boek / in één ruk / uit.
Wat is het onderwerp van deze zin?

Slide 12 - Question ouverte

Mijn zus / leest / het boek / in één ruk / uit.
Wat is het wg van deze zin?

Slide 13 - Question ouverte

Mijn zus / leest / het boek / in één ruk / uit.
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Slide 14 - Question ouverte

Zin in zinsdelen verdelen
  • Sara en Fleur moeten nog tien kilometer wandelen.

  • Sara en Fleur / moeten / nog tien kilometer / wandelen.

Slide 15 - Diapositive

Sara en Fleur / moeten / nog tien kilometer / wandelen.
Wat is het persoonsvorm van deze zin?

Slide 16 - Question ouverte

Sara en Fleur / moeten / nog tien kilometer / wandelen.
Wat is het onderwerp van deze zin?

Slide 17 - Question ouverte

Sara en Fleur / moeten / nog tien kilometer / wandelen.
Wat is het wg van deze zin?

Slide 18 - Question ouverte

Sara en Fleur / moeten / nog tien kilometer / wandelen.
Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Slide 19 - Question ouverte

Geen lijdend voorwerp!
  • Sara en Fleur / moeten / nog tien kilometer / wandelen.

  • Want afstanden, gewichten en maten kunnen nooit een lijdend voorwerp zijn!

Slide 20 - Diapositive

Dus: Lijdend voorwerp
  • Komt in sommige zinnen voor (niet in alle).
  • Komt voor in zinnen waarin iets of iemand iets overkomt of meemaakt.
  • Kun je alleen vinden als je het onderwerp en werkwoordelijk gezegde weet.
  • Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen;
  • Wat (of wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
  •  Antwoord = lijdend voorwerp
  • Let op: afstanden, gewichten en maten kunnen nooit lijdend voorwerp zijn!




Slide 21 - Diapositive

Zinsontleden altijd zo noteren:
Wij / hebben / een groot groentepakket / van de buren / gekregen.
ow =
wg = 
lv = 

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag
Maak:
H4 Taalverzorging - lijdend voorwerp
- Opdracht 1 t/m 6


Slide 23 - Diapositive