Zwakke ww uitzonderingen

• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

1. Wat zie je op de foto?
2. Wanneer gebruik je het ezelsbruggetje '(fe)esttenten'? 

voorbeeld standaard zwak werkwoord 

met ezelsbruggetje (fe)esttenten.

	hoofdregel
ich	spiel e	- e
du	spiel st	- st
er/sie/es	spiel t	- t
wir	spiel en	- en
ihr	spiel t	- t
sie/Sie	spiel en	- en

zwakke regelmatige werkwoorden

UITZONDERING 1:

De werkwoorden met een
stam op een -s, -ß en een -z 

	uitzondering stam op s,z,ß
ich	reis e
du	reis t
er/sie/es	reis t
wir	reis en
ihr	reis t
sie/Sie	reis en

	hoofdregel	uitzondering stam op s,z,ß
ich	spiel e	reis e
du	spiel st	reis t
er/sie/es	spiel t	reis t
wir	spiel en	reis en
ihr	spiel t	reis t
sie/Sie	spiel en	reis en

zwakke regelmatige werkwoorden

UITZONDERING 2:

1. Op welke letter eindigt de stam van het werkwoord antworten? 
2. Welke uitgang krijgt du bij dit werkwoord?

De werkwoorden met een
stam op een -d of -t

	uitzondering stam op d, t
ich	find e
du	find est
er/sie/es	find et
wir	find en
ihr	find et
sie/Sie	find en

1. Met welke letter begint de uitgang na de stam?
2. Ezelsbruggetje: Eindigt de stam op d of t, begint de uitgang met een e

Noem een werkwoord waarvan de stam eindigt op een d of t

Wat is de uitzondering bij werkwoorden waarvan de stam op een d of t eindigt?

Welke uitgang krijgt: du antwort......

1. st
2. est
3. e
4. t

Welke uitgang krijgt Sie/sie: antwort...

1. e
2. et
3. en
4. t

Was (finden) ... du von meinem T-Shirt?

1. findst
2. findet
3. findt
4. findest

Wat is het ezelsbruggetje voor de uitgangen? Eindigt de stam op ..... of ..... begint de uitgang met een .....

Warum (antworten) ... ihr nicht?

1. antworten
2. antwortet
3. antwortt
4. antwort

Frau Soomers (reden) ... zu viel.

1. reden
2. rede
3. redet
4. red

richtig/falsch?

Ik snap het....

Heel goed

Best goed

Redelijk goed

Niet zo goed

Helemaal niet

An die Arbeit!

Maak de volgende opdrachten:

- opdracht 15 blz. 90

- opdracht 16 blz. 90

- opdracht 1 blz. 170

Klaar? Laat het de docent zien. Bij akkoord mag je wat voor jezelf doen totdat we nakijken.

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

1. spielen         Ich ............... draußen mit meinen Freunden.

2. sitzen           Du ................. neben dem Thimo.

3. zerreißen    Der Schüler ........................ das Blatt.

4. wohnen      .................... ihr in Limburg?

5. salzen           Mein Vater ................ seine Pommes zu sehr.

6. sein               Der Lehrer ............... zu spät.

7. heißen          Wie ........................ deine Tochter?

8. vermissen   ........................... du mich schon?