Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Groei van micro-organismen
Slide 1 - Diapositive
Kweken van micro-organismen
Vloeibaar voedingsmedium
bouillon
Vast voedingsmedium
agar
Reincultuur
populatie micro-organismen die allemaal van één individu afkomstig zijn
Slide 2 - Diapositive
Macronutriënten
Voedingsstoffen die een cel in behoorlijke aantallen nodig heeft
Koolstof, stikstof, fosfor en zwavel
Micronutriënten
Zeer kleine hoeveelheden van nodig
Wel net zo belangrijk als macronutriënten
Kobalt, zink, molybdeen, koper en mangaan
Voeding
Slide 3 - Diapositive
Welk ingrediënt voeg je toe om een vast voedingsmedium te krijgen?
A
maizena
B
tapioca
C
panade
D
agar
Slide 4 - Quiz
Welke van de volgende stoffen is geen macronutriënt
A
Kobalt
B
Stikstof
C
Fosfor
D
Zwavel
Slide 5 - Quiz
Factoren die de groei kunnen beïnvloeden
Temperatuur
Zuurgraad
Zuurstofspanning
Osmotische waarde
Slide 6 - Diapositive
Temperatuur
Slide 7 - Diapositive
Zuurgraad
Acidofielen
Groei van de meeste micro-organismen
Slide 8 - Diapositive
Zuurgraad
Slide 9 - Diapositive
Hoe wordt de temperatuur genoemd waarbij de groei van micro-organismen optimaal is
A
Minimum temperatuur
B
Maximum temperatuur
C
Optimum temperatuur
Slide 10 - Quiz
Hoe wordt de temperatuur genoemd waarbij micro-organismen sterven
A
Minimum temperatuur
B
Maximum temperatuur
C
Optimum temperatuur
Slide 11 - Quiz
Zuurstofspanning
Obligaat aeroob
Groeien uitsluitend in aanwezigheid van zuurstof
Obligaat anaeroob
Groeien uitsluitend in afwezigheid van zuurstof
Facultatief anaeroob
Groeien zowel in aan- als afwezigheid van zuurstof
Micro-aerofiel
groeien uitsluitend bij een kleine hoeveelheid (4-5%) zuurstof
Slide 12 - Diapositive
Osmotische waarde
Micro-organismen groeien het best in een isotoon milieu
Celwand beschermt tegen lysis bij een lage osmotische waarde
Geen bescherming bij hoge osmotische waarde
Wordt gebruikt in levensmiddelen
Hoge concentratie zout of suiker toevoegen, waardoor micro-organismen dood gaan
Halofielen: kunnen tegen hoge zoutconcentratie
Slide 13 - Diapositive
Micro-organismen groeien uitsluitend in de afwezigheid van zuurstof
A
Obligaat aeroob
B
Obligaat anaeroob
C
Facultatief anaeroob
D
Micro-aerofiel
Slide 14 - Quiz
Micro-organismen groeien zowel in de aanwezigheid als afwezigheid van zuurstof
A
Obligaat aeroob
B
Obligaat anaeroob
C
Facultatief anaeroob
D
Micro-aerofiel
Slide 15 - Quiz
Micro-organismen groeien uitsluitend in de aanwezigheid van een kleine hoeveelheid zuurstof
A
Obligaat aeroob
B
Obligaat anaeroob
C
Facultatief anaeroob
D
Micro-aerofiel
Slide 16 - Quiz
Micro-organismen groeien uitsluitend in de aanwezigheid van zuurstof
A
Obligaat aeroob
B
Obligaat anaeroob
C
Facultatief anaeroob
D
Micro-aerofiel
Slide 17 - Quiz
Tellen van micro-organismen
Directe telling
Telling van kweekbare en niet kweekbare micro-organismen
Gebruik van microscoop en telkamer
Slide 18 - Diapositive
Tellen van micro-organismen
Kolonietelling
Telling van alleen kweekbare micro-organismen Uitplaten op vaste voedingsbodems Eventueel verdunnen Aantal kolonies (tussen 30 – 300) tellen en eventueel vermenigvuldigen met verdunningsfactor = kiemgetal
Slide 19 - Diapositive
Bij deze manier van tellen gebruik je een telkamer en vloeibare medium
A
Directe telling
B
Kolonie telling
Slide 20 - Quiz
Bij deze manier van tellen gebruik je een vaste voedingsbodem
A
Directe telling
B
Kolonie telling
Slide 21 - Quiz
Groeicurve micro-organismen
Slide 22 - Diapositive
In deze fase komen er meer bacteriën bij dan dat er afsterven
A
lagfase
B
logfase
C
stationaire fase
D
afstervingsfase
Slide 23 - Quiz
In deze fase blijft de populatie bacteriën min of meer constant