week 37

• Nederlands

Wat gaan we doen?

- lekker lezen

- bespreken fictie

- uitleg grammatica

- aan het werk!

Bespreken fictie

- wat vond je moeilijk?

- wat ging er goed?

- wat betekent fictie?

- kijk even je antwoorden na

Grammatica 

- Een werkwoord is een doe-woord. --> fietsen, drinken, staan

Er zijn drie vormen

1. persoonsvorm. Hij loopt naar school.

2. hele werkwoord. Jos is op het bord aan het tekenen.

3. voltooid deelwoord. Hij had de bal geraakt.

Wat is GEGAAN voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?

1. persoonsvorm
2. hele werkwoord
3. voltooid deelwoord

Wat is AFSPREKEN voor werkwoordsvorm?

Wanneer zullen zij weer eens AFSPREKEN?

1. persoonsvorm
2. heel werkwoord
3. voltooid deelwoord

Wat is OVERTUIGD voor werkwoordsvorm?

Zij heeft hem overtuigd van haar sterke argumenten.

1. persoonsvorm
2. heel werkwoord
3. voltooid deelwoord

Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'lijken' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Mijn ouders 'lijken' geïrriteerd te raken.

1. persoonsvorm
2. hele werkwoord
3. voltooid deelwoord

Welke werkwoordsvorm herken je?
Gefeest

1. Persoonsvorm
2. Voltooid deelwoord
3. hele werkwoord

Wat is FIETSEN voor werkwoordsvorm?
Zij FIETSEN naar huis.

1. Persoonsvorm
2. Voltooid deelwoord
3. hele werkwoord

Wat moet je doen?

BB: 1.2 gramm.A,B,C

KB:  1.2 gramm. A,B,C,D