§4.3 Macht en mensen in de republiek

§4.4 Macht en mensen in de Republiek
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§4.4 Macht en mensen in de Republiek

Slide 1 - Diapositive

Filmpje
Tolerantie

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Lezen: Vluchtelingen komen naar de Republiek (blz. 104)

Maken: WB 3 + Opdracht 1 t/m 2
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Joden
Joden
Economische vluchtelingen
Hugenoten

Slide 5 - Question de remorquage

vluchtelingen naar de republiek: Wij hadden arbeidskrachten, kennis en kapitaal nodig.
Wij waren tolerant voor andere protestantse geloven, maar joden mochten bijvoorbeeld geen bestuursfunctie hebben

Slide 6 - Diapositive

Lezen: Het bestuur van de Republiek (blz. 102) + Het gewest Holland heeft de meeste invloed (blz. 103)

Maken: Opdracht 3 t/m 10
timer
15:00

Slide 7 - Diapositive

Gewestelijke Staten
of de Staten Generaal?
Gewestelijke Staten
Staten-Generaal
Vergadering per gewest
Beslist over buitenlandse politiek
Vergadering van alle gewesten
Beslist over binnenlandse politiek
Afgevaardigden van adel en steden
Afgevaardigden van de gewesten

Slide 8 - Question de remorquage

De Republiek en de generaliteitslanden
  • Holland was het grootste en rijkste gewest. (58% belasting)
  • Het 8ste gewest Drenthe mocht niet meevergaderen in de Staten-Generaal.(1% belasting)
  • Staats- Brabant/ Zeeuws-Vlaanderen/Limburg waren(katholiek) veroverd en werden bestuurd door de Staten-Generaal.

Slide 9 - Diapositive

Lezen: De rest van bladzijde 103

Maken: Opdracht 11 en 12
timer
15:00

Slide 10 - Diapositive

De bevolkingslagen in de Republiek
  1.  Het Patriciaat: 4,5 % van de bevolking. Rijk en machtig.
  2. Gegoede burgerij: eigenaren van grote bedrijven, rijke boeren en rijke kooplieden (geen bestuursfunctie) 10% van de bevolking. Zij waren rijk.
  3. Kleine burgerij: geschoolde arbeiders, kleine ondernemers en boeren. Hun inkomen was voldoende tot goed, afhankelijk van de economie. rond de 25%
  4. Het gemeen(grauw/ Jan Hagel): gewone volk zonder "bezit"; arbeiders, dagloners en werklozen. rond de 60%

Slide 11 - Diapositive