TA6 persoonsvorm 2.2.7

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

doel:

Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.

De persoonsvorm (pv) is altijd een vorm van werkwoord.

Siem bakt een brood.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.

De juf doet voor:

Fem voert haar konijn.

Voert Femhaar konijn?    

Elza fietst snel naar school.

Fietst Elza snel naar school?

De juf doet voor:

Vinz speelt gezellig in het park.

Speelt  Vinz gezellig in het park?

Sep liep een rondje met de hond.

Liep Sep een rondje met de hond?

Zijn jullie er klaar voor?!

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord

1. waar
2. niet waar

Wat is de persoonsvorm?

De jongen loopt naar zijn oma.

1. De jongen
2. naar
3. loopt
4. zijn oma

Wat is de persoonsvorm?

Niels kamt zijn haren.

1. Niels
2. kamt
3. zijn
4. haren

Wat is de persoonsvorm?

De bloemen hebben groene bladeren.

1. De bloemen
2. hebben
3. groene
4. bladeren

Wat is de persoonsvorm?

De meisjes zijn buiten aan het spelen.

1. De meisjes
2. zijn
3. buiten
4. aan het spelen.

Wat is de persoonsvorm?
Gisteren speelden de kinderen op het gras.

Wat is de persoonsvorm?
Kris schreef alles in zijn schrift.

Wat is de persoonsvorm?
De school is dicht.

Wat is de persoonsvorm?
Yuniia vierde de verjaardag van haar zusje.

Wat is de persoonsvorm?
Luuk doet stroop op zijn pannenkoek.

DE PERSOONSVORM (PV)

Aan het werk

 Thema 2, les 7

Klik op de plusknop.

Maak 20 opgaven.

Klaar? Ga naar het werkpakket of extra plusboek.

GOED GEOEFEND!!!!