TA 6. 3.2.7. Persoonsvorm

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

doel:

Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.

De persoonsvorm (pv) is altijd een vorm van werkwoord.

Fleur bakt een brood.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.

De juf doet voor:

Jens  voert zijn konijn.

Voert Jens zijn konijn?    

Siem  fietst snel naar school.

Fietst Siem snel naar school?

De juf doet voor/tijdproef

Nanet speelt gezellig in het park.

Nanet speelde gezellig in het park.

Vajèn loopt een rondje met de hond.

Vajèn liep een rondje met de hond.

Zijn jullie er klaar voor?!

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord

1. waar
2. niet waar

Wat is de persoonsvorm?

Fabian loopt naar de bus.

1. Fabian
2. naar
3. loopt
4. de bus

Wat is de persoonsvorm?

Vinz poetst zijn tanden.

1. Vinz
2. poetst
3. zijn
4. tanden

Wat is de persoonsvorm?

De bloemen hebben roze knoppen.

1. De bloemen
2. hebben
3. roze
4. knoppen

Wat is de persoonsvorm?

Groep 6 is buiten aan het spelen.

1. Groep 6
2. is
3. buiten
4. aan het spelen.

Wat is de persoonsvorm?
Vorige week speelden Luuk en Sep in het park.

Wat is de persoonsvorm?
Fem schreef alles in haar schrift.

Wat is de persoonsvorm?
De winkel is dicht.

Wat is de persoonsvorm?
Pieter won zondag de wedstrijd.

Aan het werk

 Thema 3, les 7

Maken:

opgave 2

opgave 3

2x plussen

GOED GEOEFEND!!!!