LES 2 11.2 Anorganische en organische stoffen

Welkom
Telefoon weg
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Telefoon weg
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Diapositive

- Hst 11, paragraaf 1, 2, 3 en 4
- Hst 12, paragraaf 1 t/m 5



Toets periode 2:
PTA

Slide 2 - Diapositive

Is het een voedingsmiddel of een voedingsstof? Sleep de woorden naar het juiste begrip.
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Koolhydraten
Vetten
Water
Appel
Thee
Vitamines
Pasta
Poffertjes

Slide 3 - Question de remorquage

Leerdoel
Je kunt aan de molecuul- of structuurformule zien of een stof organische of anorganische is. Bijvoorbeeld bij voedingsstoffen

Je kunt de belangrijkste organische voedingsstoffen aan hun molecuul-of structuurformule herkennen

voorkennis: periodiek systeem, atomen, molecuul en structuurformules

Slide 4 - Diapositive

Sleep de juiste elementen naar de juiste afkortingen
C
N
O
He
S
H
P
Ca
Zuurstof
Helium
Zwavel
Waterstof
Fosfor
Calcium
Koolstof
Stikstof

Slide 5 - Question de remorquage

Zijn de bouwstenen van alles
Atomen kunnen verbindingen aangaan. Hierdoor vormen ze moleculen.

Binas tabel 99 laat alle atomen zien die er zijn, met de naam erbij

Slide 6 - Diapositive

Als er naar atomen gerefereerd wordt, dan wordt er vaak gebruik gemaakt van afkortingen. Zoek op waar de volgende afkortingen voor staan:

H, C, O, P, N, S

Slide 7 - Question ouverte

Sleep de mineralen naar de juiste taak
Belangrijk voor bloeddruk
Nodig voor vervoer zuurstof
Voor sterke botten
Calcium
Natrium
IJzer

Slide 8 - Question de remorquage

In nitriet zitten één stikstofatoom en twee zuurstofatomen. Noteer de molecuulformule

Slide 9 - Question ouverte

Molecuulformules

Slide 10 - Diapositive

structuurformule
Alle atomen (letters) en bindingen (streepjes) in een molecuul getekend


Omdat een molecuul soms wel heel vol wordt als je hem volledig uitschrijft, worden koolstof en waterstof atomen soms anders genoteerd.

Elke hoek van zo'n dergelijke ring bestaat uit een koolstofatoom en meerdere waterstofatomen 

Slide 11 - Diapositive

Bekijk thymine. Hoeveel koolstofatomen bevat deze?
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 12 - Quiz

organisch (levend/dood)
anorganisch (levenloos)

Slide 13 - Diapositive

Organische stoffen

  • bevatten C (koolstof) en H(waterstof)
  • er ligt chemische energie in opgeslagen
Anorganische stoffen

  • eenvoudig gebouwd
  • bevatten maximaal 1x een C-atoom (uitzondering is methaan)
  • bevatten geen, voor ons toegankelijke, chemische energie


An- betekent niet-

Slide 14 - Diapositive

opdracht
Zet de 6 groepen voedingsstoffen onder elkaar. Noteer bij iedere groep stoffen of deze organisch of anorganisch is.

Bronnen: BINAS 67 FGHI
timer
4:00

Slide 15 - Diapositive

Extra oefening op volgende dia

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Uit welke drie elementen / atomen bestaan alle koolhydraten?
Gebruik Binas

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Uit welke twee monosachariden bestaat lactose?
Gebruik Binas!
A
fructose en galactose
B
glucose en glucose
C
galactose en glucose
D
glucose en fructose

Slide 22 - Quiz

Hoe zit het dan met suiker?


Mono- en disachariden worden suikers genoemd. Deze leveren vaak snel energie. 
Polysachariden worden niet suikers genoemd. Deze moeten eerst worden afgebroken.

Slide 23 - Diapositive

Polysachariden
  • allen opgebouwd op glucose moleculen
  • reservestof (zetmeel en glycogeen)
  • bouwstof (cellulose )
  • voedingsstof (zetmeel)


zetmeel
cellulose
glycogeen

Slide 24 - Diapositive

Welke polysacharide wordt ook wel de dierlijke zetmeel genoemd?
A
glucose
B
glycogeen
C
celloluse
D
glucagon

Slide 25 - Quiz

Aminozuren, de bouwstoffen van eiwitten
Aminozuren (bouwstenen eiwitten) 
- bestaan uit C, O, H en N
- altijd een aminogroep (-NH2) en een zuurgroep (-COOH)
- 20 soorten aminozuren 

Slide 26 - Diapositive

Welke twee aminozuren bevatten zwavel?

Slide 27 - Question ouverte

Vetten
  • erg grote moleculen
  • een glycerolgroep met drie vetzuurketens eraan
  • brandstof/ reservestof (bevat veel energie)
  • bouwstof (belangrijk onderdeel celmembranen)

Slide 28 - Diapositive

Een fosfolipide is een voorbeeld van een vet. Waar vinden we deze in ons lichaam?
A
Celmembraan
B
Ribosoom
C
RER
D
Mitochondrium

Slide 29 - Quiz

DNA is ook een molecuul
Een van de grootste van het lichaam

Slide 30 - Diapositive

Aan de slag


Huiswerk
- Doorlezen 11.2 en maken
-Samenvatten leerdoelen



Slide 31 - Diapositive